
BARBULA RURALIS. Hedw.
Veld-Kronkeltand.
Buitsch. Feld Schraubenmoos.
Bngehcli. Rural Barbula.
Bloeit. Febr.—Junij. wL
. Stelsel van Linnaeus. Cryptogamia. O. Musci.
Stelsel van Be Candolle. Cellulares foliosae. Musci.
Geslachtskenmerken. Zie Barbula laevipila. pi. 949.
Soortelijke kenmerken. Subgenus Syntrichia.Sect. H. rurales. B. Flores dioici. Speciosa expanso-
caespitosa, caespitibus e viridi incanis, inferue ferrugineïs. Folia remota, caulis apice confertis,
e medio recurvo-squarrosa, basi subvaginantia, oblonga et oblongo-elpngata, apice valde rotun-
data, medio emarginato aristaque ecosta proveniente longa flexuosa incana spinosissima instructa.
Folia perigonialia interna ovata, costata. Capsula in pedicello longo basi vix tortili superne lu-
tescente, elongata, subincurva operculo longe unguiculato. Peristomium longissimum ad medium
vel ad tertiam partem usque tubulosüm.
Ondergeslacht Syntrichia. Sect II. rurales B. Bloemen tweehuizig, Schmpr. Fraaije uitgebreide zoden
vormend. Zoden van groen witachtig, van onderen roestkleurig. Bladeren van elkander
afstaand, aan de spits van den stengel opeengedrongen, te beginnen bij het midden omgebogen-
rappig, óf langwerpig óf langwerpig-eirond, van boven sterk afgerond, aan het midden uitgerand,
bezet met eene lange bochtige witte zeer doornige naald die het verlengde
van de rib uitmaakt. Bladeren van het binnenste omhulsel eirond, voorzien van eene rib.
Vrucht bevestigd op een langen steel die van onderen naauwelijks gedrhaid en van boven gedachtig
is, gerekt, een weinig krom; deksel met een langen nagel. Binnenmond zeer lang óf tot
op de helft óf tot op een derde buisachtig.
Verklaring van de afbeelding, a. h. Plant (Nat. grootte), c. Plant met geopende vrucht (-3 maal ver-
gr.). d. Gewoon blad (10 maal vergr.)., e. Grondhoek van het blad (50 maal vergr.). f . Midden
van liet blad (50 maal vergr.). h. Inwendig perichaetiumblad (10 maal vergr.). i. Vrucht met
deksel (7 maal vergr.). k.' Muts maal vergr.). I. Stuk van het bovenste der vrucht met tanden
(50 maal vergr.).
Groeiplaatsen. Op oude boomstammen, op stroodaken, op den grond.
Haarlem, Splitgerber; Overveen, Büse; Hillegom, Dozy; Utrecht, Blaauwkapel, van derSaxde
Lacoste; Kampen, Konijnen belten, bij Zwolle, Bondam; IJsselinuiden, Top; Nijmegen, Abeleven; Zuid-
Beveland, Walcheren^ van den Bosch; Katwijk, Dozy; Diepenveen, Cop. {Prodromus Florae bata-
vae). Friesland, Amsterdam (Flora Belgii septenfrionalis).:
De variëteit B. rupestris is gevonden: Hoogendijk bij Kralingen, van der SandeLacoste; Kampen,
Bondam.
Het exemplaar van de plaat is gevonden in de duinen te Bloemeridaal.