
RANUNCULUS FLUITANS. Lamk.
Stroomende renonkel.
Duitsch. Flutliender Hahnenfuss.
BngeUch. Floating Crowfoot.
Bloeit. Junij—Augustus. Tf
Stelsel van Linnaeüs. Cl. XIII. Polyandria. O. Polygynia.
Stelsel van De Candolle. Vasculares dicotyledoneae. Subcl. I. Thalamiflorae. O. Ranunculaceae.
Geslachtskenmerken. Zie Banunculus acne. pl. 464.
Soortelijke kenmerken. Flores albi. Pedunculo unifloro, folio opposito, maturitate recurvo.
Carpêllis transversim striatis, Plantae aquatiles. {BatracJrium)
Foliis omnibus êubmersisj setaceo-multifidisy laciniis elongatis paralellie porectis. Caule tereti.
Petalfs 5—12 calice longioribus. Stuminibus capitulo ovariorum brevioribus. Carpêllis subturgidis
transverse rugosis stylo brevi.
Prof. A. Boreau. (More du centre de la France et du bassin de la Loirè) maakt met het
oog op deze plant de volgende opmerking:
//Be vorm van de opgedroogde gronden is 4—8 duim hoog. De slippen van het blad van
dien vorm zijn waaijersgewijs uitgespreid. Zijne bloemen zijn zeer groot en vruchtbaar. Wat
den stroomenden vorm betreft: het gebeurt, soms dat hij drijvende, bladen maakt. Deze zijn dan
niervormig of wel wigvormig, gekwabd of wei ingesneden.
Verklaring van de afbeelding. A. bovenstuk van de plant (nat. grootte). B. Een van de
onderste bladeren (nat. grootte). C. Bloemblad (nat. grootte). D. Bloemdek met meeldraden
enz. (nat. grootte). E. Vrucht vergroot..
Groeiplaatsen. In stroomend water, rivieren, zelden in stilstaand water. Alphen, Molkenboer ;
Bunnik, Wenck; Utrecht, van der Sande Lacoste. [Frodromus Florae Batavae.)
Het exemplaar van de afbeelding is gevonden in den krommen Rijn tusschen Utrecht en Bunnik.