
OROBANCHE GALII Dub.
Walstroo-bremraap.
Buitsch. Labkrauts Sommerwurz.
Engelsch. Bedstraws Broomrape.
Bloeit: Junij — Julij
Stelsel van Linnaéus: Cl. XIV. Didynamia O. Angiospermia.
Stelsel van Be Candolle. Vasculares dicotyledoneae. Subcl. III. Corolliflorae. O. Orobancheae.
Geslachts- kenmerken. Calix quadrifidus vel disepalus, sepalis saepius bifidis. Corolla ringens,
inferne glanduloso carnosa, denique, basi ciróümscissa remanente, secedens. Capsula unilocularis,
placentis parietalibus oppositis, (Koch).'
Kelk óf vierspletig, óf uit twee kelkbladen zamengesteld. Kelkblad dikwijls tweespletig.
Bloemkroon grijnzend, van onderen klierachtig, vleezig, eindelijk afvallend en wel zóó dat haar
afgesneden" grond terug blijft. Zaaddoos éénhokkig, met wandstandige zaadkoeken die tegen
elkander over staan.
Soortelijkk-K enmerken. Sepalis plurinerviis, subaeqlialiter bifidis, tubum corollae dimidium
aequantibus, antice contiguis connatisve, corolla e lasisensim ampliata, campamdata, clorso curvala, labii*
inaequaliter denticulatis, superiori galeato, lateribus porreclis (non patentibus), labii inferioris
laciniis ovatis subaequalibus porrectis. Staminibus supra basin corollae insei'tis, densepilosisj supcrue
stylo glanduloso-pilosis. Disco stigmatis velutino ma'rgine elevato destituto.
Kelkbladeren- ieder met meer dan twee aderen; verdeeld in twee kleppen, die nagenoeg onderling
even groot zijn; zoo groot als de helft van de buis der bloemkroon, van voren óf aan
elkander rakend, óf met elkander vergroeid. Bloemkroon van den grond a f langzamerhand wijd toe-
loopend, blokvormig, op den rug gekromd. Lippen ieder onregelmatig getand. Bovenlip helmvor-
mig. Zijdelingsclïe lippen ieder vooruitstekend; geenszins openstaand. Slippen van den onderlip
ieder eirond, de een ongeveer van dezelfde grootte als de ander, vooruitstekend. Meeldraden
boven den grond van de bloemkroon ingehecht, dicht behaard, evenals de stijl van boven klierachtig
behaard. Schijf van den stijl fluweelachtig, niet voorzien van een opgeworpen rand.
Groeiplaatsen. Op onbebouwde gronden, in duinen, aan boschkanten, enz.; op wortels van
G. mollugo en op die van G. venm. Spoel bij Kuilenburg, van der Trappen; Overve.en, enz.
Het exemplaar van de plaat is gevonden te O ver veen, door den Heer F. W. van E eden.