
CORYNEPHORUS CANESCENS. P. B.
Grysachlig Bundgras.
Duitsch. Graue Schmiele.
Engelsch. Grey Hairgrass.
Bloeit: Junij—Augustus %■
Stelsel van L innaeus. Cl. III. O. II. Triandria. Digynia.
Stelsel van De Candolle. Vasculares Monotyledoneae. O. Gramineae.
Geslachtskenmerken. Spiculae Sflorae, Flores hermaphroditi. Gluma compressa, bivalvis.
Glumella bipaleacea; palea inferibr iHtegra, in baai vel in medio dorsi anstata, arista recta, medio
auriculata, supeme clavata, ad geniculum barbata. Styli brevissimi, stigmata plumosa ad basin
floris progredientia. Bloemaartjes 2 bloemig. Bloemen tweeslachtig. Kelkkafje twee.kle.pp.ig.; t wee ,k roon,k,l ep•j es; .benedenst
kroonklepje gaaf, op den voet of op het midden van den rug met-een naald; naald regt, m
het-midden geleed, aan den top knodsvormig; op de geleding gebaard. — Stijltjes zeer kort; stempels
pluimvormig, aan den voet der bloem uitkomend.
Soortelijke kenmeexen. Panicula patente, conferta, floribus gluma brevioribus, foliis setaceis.
Bloempluim uitgespreid, digt; bloemen korter dan het kelkkafje; bladeren borstelvormig.
Groeiplaatsen. In dorre zand- en heidegronden en in de duinen: Holl. en Zeeuwsche duinen,
Naarden, Laren, Hilversum, Kampen, Deventer, Nijmegen, Vughtsche heide, - Prodr. Flor. Bal.
Het exemplaar van de plaat is afkomstig van de Duinen van Overveen bij Haarlem.