
BOLETUS SATANAS. Lenz. Satan’s Pijpzwam.
Duitsck: Satanspilz, Blutpilz.
Engelseh: Satan Boletus.
September— October.
Stelsel yan Linnaeds. Cl. XXIY. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
• f Stelsel yan De Canlolle. Cellulares. Fungi. O. I. Hymenomycetes. Trib. II. Polyporei.
Geslachtskenmerken. Zie N°. 936, deel 12.
Soortelijke kenmerken. Pileo pulvinato glabro subviscoso e fuscescente-alutaceo albicante, stipite obeso
ovato-veiitricoso superne reticulato sanguineo, tubulis liberis minutis luteis ore primitus sanguineo-coccineo
(Fries).
Hóed. kussen vormig, glad, min of meer kleverig, van geelbruin tot wit overgaande; steel zeer dik,
eirond-buikig, van boven netvormig geaderd, bloedrood; buisjes vrij, klein, geel; monden der buisjes
aanvankelijk bloedrood.
Onderscheidt zich van B. luridus vooral door de meer heldere, somtijds witte kleur van den hoed en den
dikken,’ buikigen steel. Het vleesch is wit en wordt bij het doorsnijden blaauw. Syn. B. marmoreus
Brocq. B. sanguineus Krombh.
Deze fraaije soort is een der giftigste onzer inlandsche zwammen.
Groeiplaatsen. In bosschen. Duitschland (Rabenhorst) ; Groot-Brittannië, zeldzaam (Berkeley);
België, zeldzaam (Kickx).
In Nederland. Op beschaduwde zandgronden. Noordwijkerhout (Prodr. Flor. Bat.) Op de begroeide
duinen bij Haarlem.
De exemplaren van de afbeelding zijn door mij in Sept. 1867 gevonden op de begroeide binnenduinen,
genoemd Molenduinen, bij Bloemendaal.
De plaat N°. 899, deel 12, stelt B. Satanas niet voor,‘maar B. luridus in een gevorderd tijdperk.