HELEOCHARIS PALUSTRIS. Brwn.
JMoeras Heleocharis.
Nuitsch. Moor Teichbinse
Engelsch. March Heleocharis.
Bloeit: Junij — Augustus
Stelsel van Linnaeus : Cl. Hl. Triandria, O. I. Monogynia.
Natuurlijk stelsel van Be Candolle: Yasculares Monocotyledoneae O. Cyperaceae.
Geslachts- kenmerken : Glumae undique imbricatae, inferiores 2 majores et steriles. Setae
hypogyüae 5—6 inclusae. Stylus hasi dilatatus cuni ovario articulatus. Nux basi styli persistente
indurata coronata.
Kafjes overal dakpansgewijs over elkander gelegen; de tw ee onderste grooter dan de overige
en onvruchtbaar.
Onder het ovarium ontspringen 5—6 borstels; deze zijn in het kafje besloten. Stijl geleedvan
onderen verbreed en verhard, zoodat het nootje van boven een tamelijk dik uitsteeksel draagt.
. Soortelijke kenmerken. Spicula terminali solitaria oblonga brunnea. Glumis acutiusculis, infima
non majore basin dimidiam spiculae amplexante. Stigmatibus 2. Nuce obovata compressa laevi mar-
ginibus rotundata, obtusa, basi styli remanente ovata. Culmo tereti subcompresso. Rhizomate
repente.
Aartje eindstandig, 'alleenstaand langwerpig bruin. Schubjes toegespitst, liet onderste niet
langer dan de overige, Jialf-stengelomvatlend. Stempels 2. Nootje omgekeerd-eirond, zaamgedrukt,
glad, met afgeronde kanten, het grondstuk van den stijl dragend. Halm rond, een weinig zaamgedrukt.
Wortelstok kruipend.
Groeiplaatsen. Aan slootkanten en op moerassige plaatsen, algemeen.
De plaat is genomen naar een exemplaar van Reizenburg.