
VIOLA HIRTA. L.
Harig Viooltje.
Duitsch. Behaartes Veilchen.
Engelsch. Hairy Violet.
Bloeit: April—Mei %%
Stelsel van Linnaeus. Cl. V. ord. I. Pentandria Monogynia.
Stelsel van De Candolle. Vasculares Dicotyledoneae. O. Violarieae.
Geslachtskenmerken. Zie N°. 666, deel 9.
Soortelijke kenmerken. Acaulis stolonibus destituta, radice ramosa fere lignosa, foliis cordatis
dentatis, pubescentibus, petiolis hirtis, stipulis margine glabris, sepalis obtusis, pedunculis fructi-
feris prostratis, capsula globosa pubescente.
Ongesteeld, zonder uitloopers; wortel takkig, bijna houtig; bladeren hartvormig, getand, zachtharig;
bladstelen kort-stijfharig; steunblaadjes aan den rand glad; kelkbladen stomp; vruchtstelen neder-
liggend; zaaddoos bolvormig, zachtharig.
De bloem is reukeloos, lichtblaauw of violetachtig en ontluikt vroeg in het voorjaar. De volko-
mene, hartvormige bladen ontwikkelen zich eerst na den bloei.
V erklaring der afbeelding, a. Vruchtdragende plant; b. vruchtje; c. vruchtkelk; e. vrucht in
horizontale doorsnede; f . vrucht in loodregte doorsnede; i. bloeijende plant.
Groeiplaatsen. In zandige streken, het meest op lage, eenigzins vochtige plaatsen, onder
jong hout. Wassenaar, Haarlemmer duinen (Zutphen, Vogelenzang, Maastricht), Prodr. Flor. Bat.
Het exemplaar van de plant is gevonden in de boschjes der duinvalleijen bij Haarlem, waar de plant
hier en daar vrij talrijk is.