
CAREX GLAUCA. Scop.
Zeegroen Rietgras.
Ruitsch. Blaülichgrüne Segge, Blaülichgrünes Riedgras.
Fngelsch. Seagreen Carex.
Bloeit : Mei — Junij lf.
Stelsel van Linnaeus : Cl. XX. Monoecia. Ord. III. Triandria.
Stelsel van Re Candolle: Vasculares monocotyledoneae. Sect. V. Legitimae.
Geslachts-kenmerken. Zie Carex paniculata.
Soortelijke kenmerken. Spieis masculis subbinis, femineis 2— 3 remotis cylindricis longe pedun-
culatis denigue pendulis. Bracteis foliaceis,. infimis breviter vaginantibus. Stigmatibus 3. Fructibus
elliptids obtusis rostelloque brevissimo subemarginato apiculatis, compresso-convexis, scabriuscuUs, enerviis.
Culmo laevi. Foliis margine scabrinsculis. Radice stolonifera. Ongeveer twee mannelijke aren.
Vronwelijke aren 2—3, van elkaar verwijderd, spïlvormig, lang gestéeld, ten slotte overhangend.
Schutbladen bladachtig, de onderste kort scheedevormende. Drie stempels. Vrucht eirond stomp,
tot een, zeer hort eenigzins uitgerand snaveltje toegespitst, zadmgedruht-bol, een weinig ruw, ongeaderd.
Halm glad. Bladeren aan den rand een weinig ruw, wortel met uitloopers.
.Groeiplaatsen. Aan waterkanten, in vochtige zand- en heidegronden, weilanden enz.
Het exemplaar van de afbeelding is gevonden bij Utrecht.