
LOTUS ULIGUNOSUS. Schk.
JWoeras-rolklaver.
Buitsch. Sumpf Schotenklee.
EngelscL March Birdsfoot Trefoil.
Bloeit: Junij — Augustus
Stelsel van Linnaeus: XVU. Diadelphia. O. Decandria.
Stelsel van Be Candolle: Yasculares Monocotyledoneae. Subcl. II. Calyciflorae. O. Papilionaceae.
Geslachts-kenmerken. Cal. 5 lidus vel 5 dentatus. Alae raargine supcriore connivehtes sed
non adnatae. Carina rostrata. Stamina diadelpha. Stylus glaber, sensim attenuatus. Stigma
obtusum. Legumen. bivalve, lineare, rectum, vel arcüatum, apterum, septulis transversis divisum
multi-ovulatum, in valvulas 2 dissiliens.
Kelk óf vijfspletig óf vijftandig. Vleugels aan den bovenrand elkander rakende, echter geenszins
met elkander vergroeid. Kiel gesnaveld. Stampers tweebroederig. Stijl glad, dun toeloopend.
Stempel stomp. Peul tweekleppig, lijnvormig, óf gestrekt óf wel gebogen, ongevleugeld, in twee
kleppen openspringend; ieder van de kleppen is van binnen voorzien van verscheiden verlengsels,
die de zaden van elkander scheiden.
Soortelijke kenmerken. Erectiusculus, glaber vel subpilosus, pilis patentibus. Capitulis sub
12 floris, longe pedunculatis. Bentibus calycis e basi triangulari subulatis, subaequalibus, corollam
dimidiam aequantibus, ante anthesln rejlexis. Carina e basi ovata, sensim in rostrum attenuata. Legu-
minibus linearibus teretibus, rectis.
Min o f, meer regtopstand," glad of weinig behaard, met uitgespreide haartjes. Bloemhoofdje
6—12 bloemig, lang gesteeld. Melktandjes van onderen driehoekig, priemvormig toeloopend, nagenoeg
gelijk, half zoo lang als de bloemkroon, vóór den bloei omgeslagen. Kiel van onderen eirond, in een
spitsen snavel uitloopend.. Peul lijnvormig, rond, gestrekt.
Deze plant onderscheidt zich van Lotus corniculatus door de volgende kenmerken:
De stengel is bij L. uliginosus hoog en duidelijk hol. De bloemhoofdjès zijn hier grooter en
dragen meer bloemen. Be kelk is vóór den bloeitijd omgeslagenX De vlag is eirond: geenszins
bijna rond, zooals bij L. corniculatus. Ieder van de vleugels is smaller dan de kiel, en bedekt de kiel
te naauwernood wanneer de plant volwassen is. Bij L. corniculatus steekt de kiel buiten de
vleugels uit. De peul van L. uliginosus is bijna voor de. helft smaller dan die van L. cornicu-
laius. Wat de zaden betreft, die van L.uliginosus zijn voor de helft kleiner dan die van L. corniculatus.
Groeiplaatsen. In bosschen, langs slootkanten en in moerassige zandgronden. Leiden,
Nootdorp, Kampen, Meppel, Walcheren, Schouwen, Vught, Nijmegen. (Prodr. Flor. Bat.)
De plaat, is gemaakt naar een exemplaar van Wildhoef (bij Bloemendaal).
Gebruik. Volgens v. d. T rappen, Herbarium vivum, I, 667, kan deze plant evenals de witte
klaver op lage, moerassige plaatsen goed voortkomen. Zij levert meer voedsel op dan de
witte klaver, en wordt door het vee, dat er meer en beter melk van geeft,-liever dan de gewone
klaver gegeten; waarom het wel de moeite waard is, deze plant op zoodanige lage moerasachtige
plaatsen, met Glyceria aguatica en G. jluitans uit te zaaijen.