ANAGALL1S TENELLA. L.
Kleine Basterdmuur.
Duitsch. Zartes Gauchheil.
Engelsch. Bog Pimperneil.
Bloeit: Julij—Augustus. Tf.
S t e l s e l v a n L in n a e u s . Cl. V. O. I. Pentandria Monogynia.
S t e l s e l va n De Can d o lle. Yasculares Dicotyledoneae. O. Primulaceae.
G e sla c h t sk enm e r k en . Zie pl. 3, deel 1.
S o o r t e l ijk e k enm e r k e n . Caule. filiformi prostrato basi radicante, foliis oppositis subpetiolatis subro-
tundo-ovatis apiculatis, pedunculis folio longioribus, calyce corolla campanulata triplo breviore.
Stengel draad vormig, kruipend, van ondèr wortelend; bladeren tegenoverstaand, weinig of niet gesteeld,
min of meer schijfvormig-eirond, van boven puntig; bloemstelen veel langer dan de bladen; kelk driemaal
korter dan de bloemkroon. — De bloemen zijn zacht rooskleurig met donkere of witachtige streepjes.
S yn. Lysim achia tenella. L .
Verk la r in g d e r a f b eeld in g , a . De plaut (nat. grootte); b. bloeijend takje (vergroot); c. bloem
(vergroot); d . id. in loodregte doorsnede (vergroot); e. meeldraden en stamper (vergroot).
G ro eip la a t sen . In moerassige, veenige streken, op duinvlakten; volgens B o reau op zandige en niet op
zeer kalkachtige gronden. Westelijk Europa [Gren. e t Godr., KocJi, F lo r. J)an. enz.), Oostelijk Siberië (le d e b .);
zeldzaam in Duitschland {Koelt) ; ontbreekt inde prov. Pruissen (K linggr aff) en in Europ. Rusland ( Ledeb) .
In N ed er la n d . Duinvlakten tusschen Zandvoort en Haarlem, heide bij Breda, Rietveen bij Oisterwijk, Tessel,
Noordwijk, Bergen op Zoom, Maastricht (B rod r. F l. B a t) . Ameland, Wieringen (N e d . K r u id k . A rch. V, 57.).
Het exemplaar van de afbeelding is op Tessel verzameld door de Heeren Dr. D. H ü iz in g a , Leeraar aan
de Burgerschool te Groningen en S. H ü iz in g a , Phil. Student te Groningen. De plant groeit daar in
sommige vochtige, lage, veenachtige duinvlakten aan de Westzijde vrij talrijk.