l i ' t
\L
i i o I. BENDE. ;XXIX. GESLACHT. HALSBANDDRAGERS.
Ilet diei-tje leeft in de oude balken en bcfcliotten der htiyzen , en heeft
de gewooiice, om ibmtyds, eu byzondcr by nacht, een tyd lang achter den
anderen niec zyn twee harde fchaaren op het hout te kloppen of te tiliken ,
gelyk als of men een zak horologie hoor je, wdk geiuid men in bygeloviger
tyden voor een teten van den naby zynde- dood van hcm die het hoorde
plecg te houden. Het geheelc diei tje is briiin.
2 HET WESTINDI SCH liLEPPERTJE.
Dit zeldzaam torretje, van het welke ik flechts dit eene 'gezicn heb nit
de Westindien in het Kibinet van den Ii K. Gyb. Heet Ren'gers , koouit
in alles ov_-recn met het inlandsch kleppertje; doch of dit zieh ook in het
oude hout üphoud , is my gehcel onbekend. Dj fprieten , kop , cn pooten
zynzwart, ¡mar de ruj en dekfchaalen zyn bruin rood en zwart bont , befchilderd
gelyk de tekening afbeeldt.
* -S * *
N E G E N - E N - W I N T I G S T E GESLACHTHJLSBJNDDRJGEll
S.
K E N M E R K E N.
T)£ hden der fprieten^ kiioopgewyze, vän een gclyks grootts
De rüg in de gedaante van een halsband.
Dit diertjs, 't geen gy ziet in zyn natuurlyke grnotte en tsfTens zoo als
het vergroot is, heeft de fprieten als die van een CjrjCimehi. Een rügen
kop als die van de Cryptocephali, en de voeten als die der meeste Kevers.
Ik ben genoodzaakt geweest, om dasr van een nieinv geflacut te maaken ,
om aan de orde der natuur te voldoen.
I. B E H A L S B A N D D R A G E R.
Het byzonderüe in dit diertje is, dat de rüg even is als een halsband, die
rond loopt, waar naar het te meer gelykent, om dat deachterrand raetkleine
knobbeltjes bezet is. De dekfchaalen zyn zeer fyn geribd met fyne diikjes
in i e voornen. Het is cailanje bruin.
DERI.
BENDE. XXX. GESLACHT. IRREGULIEREN. ni
* * * *
D E R T I G S T E G E S L A C H T .
I R R E G U L I E R E N . PI: LV.
I l ^ i t zeer kleine diertje, dat in Nederland in het oude hout leeft gelyk
de kleppers, wykt in zyn fprieten en het draagen van zynkop, af,
r a n al de my bekende torren, want het zy het loopt of ilil zit, men kan
'er in 't geheel geen kop van gewaar worden, de kop zit geheel in hetvoorfte
gedeelte van den rüg, met de oogen naar den grond» zoo dat het dicr
volftrekt niet zien kan noch voor uit , noch naar boven. Wanneer men
het dier op zyde ziet, dan ziet men den kop zitten als in een kapfei , gelyk
te zien is by letter A. Het diertje heeft wel twee fprieten maar duidelykheids
halven heb ik maar eenc fpriet getekend door 't vergrootglas om
aantewyzen de plaats daar zy zitten. Deze fprieten beftaannietuitelfieden
gelyk aan bykans al de torren maar uit vyf leden, zynde het ecrile een lang
dun lid, het tweede een rond knopje, het derde een lang krom lid, en het
Vierde en vyfde twee lange dünne leden. De vocten beftaan uit vyf leden ,
gelyk die van al de Tor r en, die tot deze eeifte orde behooren, te zien by letter
B Maar vreemd is het dat de nagel weinig minder breed is dan de overige
leden- Hoe dit dier het hout zou kunnen door booren, is my onbegryplyk.
E I N D E V A N H E T E E R S T E DEEL.