S I. BENDE. I. GESLACHT. KEVERS.
22. DE GESPIKKELDE IS1Q.UEEBSE.
De kleur van deeze fpecies is zeer verrchiUende, en men vindt in dezelven
e n aangename fpelmg der natuur: zy zyn echter allen Ichoon geel en
zwart gefpikkcld , doch fommigen zyn fchoon geel en zwart, daar anderen
hoog oranje zyn: in den eenen zyn de fpikkels zeer fyn, en in den anderen
1 c Vlakjes, die regulier zyn : in fommigen is de b zyn uik blinkend eenkkurig^
en in anderen roooi
t ruggedekfel forraeert
likkeld gelyk de dekfchaalen.
:t lendenfchild. Uic Ifequebo.
23- DE GLANSKOP.
De kop van deeze Bloemtever blinkt zoo fterk, of hy van eenig groen
blinkend metaal met goudglans gemaakt was, waarom hy voor het penfeel
onnavolgbaar is: Doch de rüg en dekfchaalen blinken niec. Aau wederzyden
van den donker groenen rüg ziet nien een donker geele ftreep, buiten
welke hec randje van het ruggedekfel weer blinkend groen is.
De dekfchaalen zyn op zyde en aan haar achtereinde donker geel, maar
aan het boveneinde donker groen en gefigureerd, zoo als in de tekening is
atgebeeld. "
De pooten en het geheele dier van onderen zyn fchoon blinkend groen.
Het uitileekfel aan den buik is klein, en het lendenfchild als in den vorigen.
Uit America in het ICabinet van C. B. VOET.
24. DE TÜRKOOISCHE.
De kleor van deeze fchoone Bloemkever is nauwelyks te befchryven of te
fchiWeren. De aangename verfcheidenheid, die 'er boven dat in deeze fpecies
is, maakt, dat men de juifte kleur niet nauwkeurig kan bepaalen : de
meeften zyn aangenaam fterk blinkend groen met een licht bruine weerfchyn,
waar door de kleur van de Tor verändert naar maate de lichtftraalen
cp dezelve Valien. Op de buik en pooten is de bruine weergians het llerkfte.
25- DE KLEINE SMARAGDYNER.
Geen verf, en geen befchryving kan de fchoonheid van deeze Bloemkever
verbeelden. De kleur verändert naar maate het licht op dezelve valt, in bly
groen , blinkend goudgeel, of gloejend koperrood. De feile fchittering
van dit dier in de zonneilraalen , maakt, dat men zieh bedriegt, en in op een
gepakte kleuren fchynt in te zien, en dus is het geheele lichaam onder
en boven.
Het knotsgewyze uitfteekzel aan den buik is in deze fpecies zoo lang, dat
het niet alleen tot verilerking der geleding van de middenpooten maar 00k
tot die van de voorpooten ilrekken kan. Deze Kever is niet gemeen.
2ä. DE KOPERBLOEM.
Deeze verfchilt van den vorigen alleen daar in, dat hy geen goudvervige
weer-
I. BENDE. I. GESLACHT. KEVERS. »
W««rg1ans heeft, maar alleen fchitterend groen is, ^^bbende een v o l m ^
ovrreenkomft met de blinkende groene kleur van de glansrykc Koperbloem
o n S de mineraalen. Wanneer men hem beziet met een fcherp 00g, dan
S t men « S e rygen mooi paarfche ilippen over de lengte der dekfchaa-
Ln en een fyTpaLI-ch ilreepje ter plaadche daar anderfms het;. lendenfchild
van het ruggedekfel is afgefcheiden.
Xlit Jamaica in 't Kabmet van den Heer MEUSCHEN.
27. DE GLOEJENDE.
Het maakzel van deeze is aan de vorige gelyk, maar de ffloeke is vergeächT
die men doen wU om den fchitterenden vuurgloed van dit dier af
'^'^Hv'mag met den Robyn naar den prys der fchoonheid dingen.
Uit Jamaica in 't Kabinet van den Vetr VAN HOET.
28. DE VÜURIGE.
-Deeze Bloemkever, die veel langer pooten heeft, en fneller te teen is.
dan de groenblinkende N». i , houdt zieh 00k op m Nederland f
op ll^nebo in de Roozen en fommige andere bloemen, waar onder zy de
Thaiiarum by aitnemenheid beminnen. . . . u r^u^
Hy is zoo fchitterende van kleur, dat men hem m de zon befchonwende,
den gloed fchynt te zien van eeu kool vuur. Hy is met zoo glad als
de meeile Bloemkevers.
29. DE TONKA.
Deeze geheele Bloemkever is bruin met zwarte irreguliere vlakj^es. De
dekfchaalen hebben aan het einde een zwarcen rand. Van onderen is hy
b l i S d bruin zwart, en ruig door bruin geel hair , waar meede 00k de rüg
ä de pooten bezet zyn. Het lendenfchild is met een dun groef)e van den
rüg onderfcheiden, maar ik geloof niet dat bet afgefcheiden is. De knots
aan den buik is aauzienelyk groot.
30. DE GEVLAKTE TONKA.
In maakzel heeft deeze veel overeenkomft met de vorige, doch Is byzcn-^
der onderfcheiden door twee fcherpe pnnten of doorren, die aan t emde
der dekfchaalen zitten. Zyn ruggedekfel is minder hont, maar zyn ^kfchaalen
hebben zoo veel donker bruine vlakken, dat men die eerder danke"
bruin met bruin geel gemarmerd , dan bruin geel met donker brum getnarmerd,
gelyk de vorige, zon moeten noemen.
Hogelyk is hy het mannetje of wy^e van denzelven.
31. DE DONSBORST.
Dit Kevertje beeft fmalle dekfchaalen. Hec ¡5 geheel zwart, weinig^Hinf
.
I i
I'
i f %
V" i ')
'II N
| f ,j
L ' I I
Ii;
l l i r