'P
6S t BENDE. X. GESLACHT. DE MOOR.
2. BEENENKLUIVER. Man.
Deczeti verfchilt van den vorigen door zyn puntjes aan 't niteinde der defcfchaalen;
als mede daar door, dat tusfchen de ribbetjes op de dekfchaaleii
die linobbeltjes niet gevonden worden, welke men ziet op de dekfchaalen
der wyfjes. Ook Valien zy gewoonlyk iets kleener.
In Nederland onder de vorigen.
0 O © S
E L F D E G E S L A C H T .
D E M O O R . PL: XXXII.
Sprieteti wslks naar äsn top toe hreeäir worden, zynds de vyf bovcrtße kdsn door'
lladerd.
De mg en deijchaakn zur flat.
DE fprieten van die geflacht zyn zoo fraai, dat men die veei eer voor
een bloemgewas, dan voor fprieten van eenige Tor zoa houden. Het
onderile lid is peers gewyze: de vier volgende rond. De drie volgende zyn
als fctiotekjes, en tot hier toe is de fpriet mooi blinkend caftanjebruin.
Hier op volgen twee insgelyks fchotels gewyze leden die fraai geel zyn,
met het top iluk dat van gedaante als een omgekeerde peer is, en insgelyks
mooi geel. Deeze leden zyn van onderfcheiden breette en dlkte, gelyk
die hier nevens verbeeld zyn onder letter A. PI; xxxii. naall 3 i.
Tusfchen de dekfchaalen hebben zy een klein fchildje gelyk de Kevers. De
dyen der achterpooten zyn buitengemeen dik, en de fcheenbeenen derzelve
boogswyze krom. De voeten beilaan uit vier breede hartsgewyze leden,
behalven den nagel.
Zy gelykenen iets naar het geflacht der Mollebegravers, doch zyn platter.
De dekfchaalen zyn aan hnn einde Vierkant en als afgefneeden. Doch
hunne fprieten vooral onderfcheiden hen fterk van het geflacht der Mollebegravers.
ik heb deze nlet gevonden dan op bladen van boomen.
I . C H A M.
Het ruggedekfel, dat ligt gerand is ileekt ter wederzyden breed over heC
llgchaani heen, doch is vereenigd met het hoornachtig bekleedfel dat de
boril dekt. Over leder der dekfchaalen loopen tot over de helft der lengte
van dezelven, in het lang, drie fyne ribbetjes.
Hetgeheledier isvanbovenenvanonderen zoozwartals pik. InNederland.
TWAALFI.
BENDE. XII. GESLACHT. BASTAARD-ZUIKEREETERS. 67
0 ' Q Ö 'S
T W A A L F D E GESLACHT.
B J S T J J R . D - Z U I K E R E E T E R S . PI: xxxiii.
k e n m e r k e n .
De leden der fprieten knoopsgewyze, naar den top een minig dikhr mrdenie,
en niet gebladerd.
Hei overige, gelyk in de Zmkereeters.
VAN dlt geflacht ken ik 'er zeer weinigen: namentyk een "itlandfchen
en t 4 e inlandfchen. Waarfchynlyk zullen 'er m andere gewellen meeroTderfcSdS
7an de Zuikereeters door hunne fprieten,. wyl zy
„iet^aan de Soppen gebladerd zyn, maar alleen een welmg dd.ker emd.gen,
^ r e n Ä e ^ n ^ r ™o7pSt^rzyn zeer onderfcheiden van die der
midden m achterpooten, welke laatilen overal ^
maar de dven der voorpooten van die geflacht zyn breed en platachtig.
voo drzvn de beenen ins|elyks breed en platachtig
van twei, en buitenwaards van drie tanden gelyk de bygevoegde af beelding
onder N'. 3. aanwyfl:: de voeten zyn zeer teder.
tetehd^d^an tannf^e'ten wyft aan dat zy niet in den vaflen grond
z i c ? ophSudel maar leeven in het vermolmde hont of dergelyke weeke
iloffen.
, . KAAPSCHE BASTAARD-ZUIKERBAARD.
De vooruitaeekende fchaaren van dit dier zyn zeer groot en drietandig.
De L p is zeer breed, om de breede voetöukken van de fchaaren, en der-
?elver fp'eren in te kunnen plaatfen. Het ruggedekfel is zeer breed en
flerrzro Siinig als de kop afgefcheiden is van de rüg zoo veel mtegen^
dee is de rüg afgefcheiden van het ligchaam en de dekfchaalen, wyl er een
b eede rtnd? dfe met een hoornachtig dekfel bekleed is, tus chen beiden
S e t ! De rüg en dekfchaalen zyn zeer giad. Het geheele dier is blinkend
^"oeeze fpecies is zeer raar. Uit het Kabinet van den H. E. Geboren Heer
Renqers. Van de Kaap.
I , ä. DE