20 I. BENDE. I. GESLACHT. KEVERS.
hiinne käsfen beveftigd en veriierkt door een krom haakje dat uit het bekk.--
neel boven den fpriec zynen oorfprong neemt.
Het geheele dier is zeer donker brum en bykans zwart. Uit Sarinamen.
104. DE TROMPETTER.
Het onderfcheid tusfciien deeze en de vorige is daar in gelegen, dat de
kromme hoorn op zyn kop veel dikker en lomper is, en op het midden
van denzelven geen purtig uitfteekfel zit: voords daar in, dat biet achterlyf
veel minder bekieed is, en dat het geheele dier kooizwart is: mooglyk is
deeze liever het wyfje van den vorigen. Uit Surinamen.
105. D E DOMMEKRACHT.
De Isop van dit dier is Idein, en het geheele bekkeneel reift naar om hoog
tot een dikken krom achter over gebogenen ftompen hoorn. Achter den
kop reiii het ruggedckfei om hoog en is zeer verheven , maakende twee
vooruitftaande dikke ftompe nitlleekfels, tusfchen welke de hoorn van de
kop zou infchieten, wanneer het dier den kop achter over hoog. Het rnggedekfel
is terzyden dun en gerand. De beenen zyn zeer grof, en die van
de midden en achterpooten op drie plaatfen boven den anderen geknobbeld
en met Ilyve körte borftels bezet om zieh onder den grond meci voort te
llooten. De kleur is donker caftanje brnin. üit Surinamen.
io5. DE JAVANER.
Deeze zeer zeldzame Tor heeft een zeer kromme grooten fcherpen hoorn
o p den kop, welke hoorn binnewaards naby het einde eenige verhevenheid
heeft. De rüg is niet minder vreemd dan die van de vorigen: het boivenlle
gedeelte dat verhevener is dan de dekfchaalen, is plat, en maakt
voor uit twee breede ftompe uitileekfels die voorwaards zieh yerwyderen
en over den kop uitlleeken. De dekfchaalen zyn lichtelyk geribd en in de
ondiepe voornen met ovale pucjes dicht aaneen vercierd. Voords is hec
geheele dier niet zeer verheven maar , naar zyne grootte, platachtig te
noemen.
Hy valt in Oofdndien , en is gefchildert uit het Cabinet van Doft' C.
B . VOET.
107. H E T VLIEGEND HART.
De gedaante van den hoorn op den kop, en van het vierkantig uitiieekfei
op het midden van den rüg is uit de tekening heil te kennen, de oogen
zyn wit en de dekfchaalen callanje broin, maar voor het overige is het geheele
dier zwart.
108. DE LUIFELDRAGER.
Deeze is dseenigile die ik van dit maakfel gezlen heb. By de tekening:
be.
1. BENDE. I. GESLACHT. KEVERS. '7
behoeft geen befchryving. De kop en fcherpe hoorn is zwart, en voords
is-het .geheele dier bruin rood. UitOoIlindien in rayn eigen Cabinet.
l o j . DE VLIEGENDE STIER.
De groote kromme hoorn, die op denkleinen kop flaat van dit uitmuntend
dier, beilaat met zyn voetflnk omtrent het geheele bekkeneel, en de
overige plaatfe bellaan de oogen die bruin geel zyn. De bmnenkant van dit
kromme hoorn is bezet met twee regels kleme knobbeltjes Even boven
den kop zit op het ruggedekfel een van boven fcherp toelopend laag cn
breeduitlleekfd, maar daar boven twee kromme lange fcherpe uitfteekfels,
die naar Runderhoornen gelyken: de klaauwen en nagels zyn zeer groot en
ilerk. Het geheele dier is zwart. Uit Ooftindien.
i i o . DE BLINKENDE VLIEGENDE STIER.
De kromme hoorn op den kop van deeze Kever is meerder achter overaebosen
dan van den vorigen en is aan de punt breeder. Het mtfteekfel dat
OP d?n rugeven boven den kop zit is veel langer en pnntiger , en Iteekt
vbor uit: maar voords is het maakfel van deeze met den voorigen gel^yk,
zvnde alleen een weinig kleiner, doch hy is veel gladder en meerder blinkend
zwart, en boven dat zoo fterk weerfchynende, dat hy op die plaatfen
alwaar het fterkfte licht valt: de kleur vertoont van het gloeijende koper.
Uit Ooftindien. In 't Kabinet van den Hoog Ed. Geb' Heer REHGERS.
III. ACTJ E O N .
De hoorn op den kop van deeze Kever, die het grootfte ligchaam heeft
van alle de Torren, welke ik ken, heeft veel overeenkomft met den hoorn
van den Oliphant N°. 103. Op het verhevenfte deel van den^ rüg zit een
breede puntige knobbel, en aan yder zyde een fterk puntig uitfteeMel dat
recht voor uit lleekt, doch dat veel korter is dan die der vliegende btier.
Uit de Weftindien.
112. ACT^ONA.
De deelen van deeze Kever zyn zoo groot en natuorlyk afgebeelt, dat ik
'er niets by heb te voegen. Hy wordt op dezelfde plaatfchen gclyktydig,
en onder de voorgaande Aflajon N». I i i gevonden, en dit gevoegd zynde
bv zyn naakte achterlyf, en het misfen van den hoorn op den kop, en van
de verdere uitfteekfels, doet my deezen houden voor het wyfje van den
vorigen. Hy is geheel zwart.
113. DE KROMNEUS.
De fprieten van deeze Kever zyn zeer vreemd en wyken at van het gewoone
maakfel, beftaande niet alleen flechts uyt zes leeden, van welke de
vier boovenfte geblaad zyn, maar zittende deeze vier blaaden ook op zooda-
I i
t