il . 't..
Ini"!'
i ' ' tp 'Vili
1" iti
^^
<JS I. BENDE. XXII. GESJtiACHT. BASTERT KAKKERLAKKEN.
s . SURINAAMSCHE BASTERD KAKKERLAK.
Dil dicr koomt uit Sui-inamen. HeC is geheel grauw maarzyn vliesvleugels
zyii zwart.
3. BERBISISCHE BASTERD KAKKERLAK.
Djze fpccies is aangebragt uit de Berbice in 't Kabinet van den Wel Ed.
Heer vah Hoey. Hy is bruin grauw, met een gede vlelj op den rand van
jeder dekfchaal.
4. DE AME R I C A ANS CHE BASTERD KAKKERLAK.
Dit dier is niet zoo plat gelyk de vorigen. Het heeft in tegcndeel in zyn
gedaante iets gemeen met dat geilacht, 't welk bekend is, onder den naam
van de Springcorren , docli het beiioort evenwel geenfins onder dezelven.
Het ruggedekiel en de dekfchaaien zyn veel harder , dan de overigen Vau
dit geflacht, en de dekfchaaien loopen naar achteren fpits toe.
üit America.
5. DE IRREGULIERE BASTERD KAKKERLAK.
. Dit is het enige dier van deeze fpecies dat ik ooit gezien heb, en wyl het
gebrekkig was aan kopenpootenj die met gomwater waren te hnlp gekoman,
hei? ik in twyffel geftaan of het onder dit geflacht dan onder de Kakkerlakken
te brengen was, maar wyl het geen twee uitfteekfels aan hetachterlyf
heeft, en zyn dekfchaaien niet Over elkander üaan, behoort het onder
die gefischt: doch zyn fprieten zyn zeer van die andere ipecies onderfcheiden;
zy zyn gebladerd of gepluimd zoo als gy het noemen wilt, gelyk
te zien is uit eene fpriet welke ik door het vergrootglas getekend heb byletter
A. De dekfchaaien zyn uit het vaal orange en zwart bont. üit het Kabinet
van dea Heer Profesfor Lüchtmäns.
DRIEI.
BENDE. XX[II. GESLACHT. EGRET TORREN. 99
i t * * *
D R T E - E N - W I N T I G S T E GESLACHT.
EGRET T O R R E K
K E N M E R K E N .
Breede Urte zaagsifyze fprieten -naar H einde ilikker vordenäe.
Zeer «roote ronde uitpuiiende oogen in een verheven kep. ^
Zeer tarde dekfchaaien aan vier einde gewoonelyk doormge-»^ze puntiti.
DIT eedacht levert uitnemenS fchoone dieren op, doch zoo veel ik
weet, aeen eene fpccies in^Nederland en zeer weinige in Europa.^ De
kui,cekens zyn duidelyk en ik heb daar niet by te do;n. Wegens de fchltterenden
glans vanlbmmigen, gebruiken de vrouwen der Indianen deze venm
de hoofdcieraaden, waar van daan zy den naam van Egrettorren gekregen
hebben.
L DE CARIBAAN.
Dit fchoone dier is gemeen in Surinamen, en aast op het uitgeperlle fuikerriet
en deszelfs wortels. Zy hebben den .naam gekreegen (ik \yeet met
waarom-) van Egyptifche luizen. Het ruggedekfel is glad maar de dekfchaaien
zvnfvn geribd. Over hef geheel zou men hen fchitterencigroen moeten
heeten, maar hunne kleur verändert naar maate het licht daar op valt. Da
roode nloedvan gloejend roodkoper, de'goud kleur en het bhnkend donker
eroen fpeelen door elkanderen. De fprieten, kop, en pooten zyn meest
blincend bruin. Nauwlyks ziet men 'er twee die in kleuren volmaakt gelyt
zyn aan elkanderen.
n . DE CHINEESCHE.
Deze is de eigentlyke zog-enaamdi; Egrettor. Het blinkend groen is oofc
de heerfchende kleur, de dekfchaaien zyn gellreept mec ligter en donkcrder
sroene ilreepen in wier midden op ieder dekfchaal een breede ftreep zit all
van gloejend goud. De kleur van de kop en fprietan is als di« van de
vorigen doch nog meer blinkende.
III. DE