i
A
S l ß l " m
18 1. BENDE. I. GESLACHT. KEVERS.
zydelings randje van hct ruggedekfd: Voords is hy van boven zeer aangenaam
groen, en 'c ligchaam van onderen, gelyk ook de pooten zyn als biinkend
rood koper. De buik is overal, maar byzonder het agterfte deel, bekleed
met bruin geel borllclachcig hair.
Het knotswyze uitlhekfel aau den buik, van het welke ik meermaal in
anderen heb nielding gemaakt, geiykt in deeze fpecies naar een haak, en
verfterkt m)'- in hec gevoelen, dac dit decl aan de breede Torren met körte
pooten in dit geflacht gegeeven is om liec gewrichc der middenpooten te
verfterken. Hy wordt gevonden in Nieuw Jork.
67. DE DUITSCHE BERKENKEVER.
Deeze heeft een blinkende donker groenen kop en rüg, die bykans zwzn
zyn. De dekfchaalen zyn vanboven geel, maar cer zyden befchilderd met
breede zwarte randen, en verders met zwarte vlekken, 200 als de teke-
Ding uitwyil. De pooten zyn blinkend donkergroen , en bezet met asgrauwe
hairtjes, en even zoo is hec geheele dier van onderen.
Het is in de Nederlandfche Kabinetten niet gemeen , en valt in Dui^fcbland.
68. DE DUITSCHE EIKENKEVER.
By dit Kevertje heb ik nauwiyks iets aan te tekenen ; de kleur van boven
is licht bruin, en van onderen asgrauw door al het hair, waar mee het bekleed
is. Hec vak in Duitfchland.
69. DE RUIGE BERKENKEVER.
Dit Kevertje is van grootte als hec vorige, doch het is fchooner van kleur,
en zoodanig ruig, byzonder de kop en rüg, mitsgaders het geheele dier van
onderen, dar men nauwiyks iets anders dan de kleur van het graauwe hair
daar van zien kan. Het valt in Nederland, meeil op hec Berkenhout.
70. DE FRANSCHE BERKENKEVER.
Deeze is kleiner en gladder dan de Hollandfche Juny Kever, maar heeft
anderzins zeer veel overeenkomil met dezelve. Uit Vrankryk.
71. DE JAGER.
De hooge laiige pooten van dit diertje toonen, dat het fnel loopen kan.
Zyn fpriecen en pooten zyn licht bruin, maar voor het overige is het zeer
aangenaam licht groen. Âan de voeten zit maar eene nagel.
In de Nederlandfche Cabinetten is het zeldzaam: hec valdc in Duitsland,
en is gefchilderc uit het Cabinet van den Heer MEUSCHEN.
72. DE BONTE JAGER.
Mogelyk is deeze het wyfje van de vorige, om dat de grondkleur omtrent
M MM
I . BENDE. I. GESLACHT. KEVERS. 19
trent dezelfde is, en het lichaam een weinig grooter. Hy is evenwel ie«
meerder geel groen dan de vorige, en aangenaam befchilderd met caftanje
S e vlfkkel gelyk de figmirlietafbeeide: doch wyl .k deeze d.eren ook
h S Serien in heUichc geeU en bruin geel met donker bruine callanje vlekken
fchvnt my deeze verandering van verwen raeer te zyn een rykdom
vS'fchoonheeden in de natnur, dan een onderfcheiding van byzondere fpecies.
Zy blinken niet wegens zeer fyne hairtjes, waar raeede zy in t byzonder
van onderen, bezet zyn.
Uit Duitfchland in 't Cabinet van den Heer MEUSCHEN.
73. DE BLAUWE JAGER.
Deeze is in alles aan de vorigen gelyk, doch zyn kleur is fchitterend blauw
als die van eenig gefteente. .„i,„.i.
In 't Cabinet vin den Heere Prince van ORANGE. Uit Vrankryk.
74.. DE ZWARTE MUIS.
Dit Eeheele dier is van boven en onderen ZOG ruig dat men niets van zyn
hoorniS dekzelzien kan; op het eerlle aanzien zoa men het houden voor
een weinig zwarte wol; aan de Idanwen zit gelyk m de dne vorigen maar
eene nagel. Het is zeer zeldzaam.
In ' t Cabinet van den Heere Prince van ORANGE.
75. DE GRAUWE MUIS.
Veel overeenkomil heeft deeze met de vorige, doch hy is minder rnig,
de kleur van het hoornachtig bekleedfel is paarsachtig zwart, en bezet ten
deele met zwart en ten deelen vooral San de zyden en pooten, met wit hair.
In 't Cabinet van den Heere Prince van ORANGE.
76. DE BRUINE MUIS.
Deeze is in maakzel aan de twee vorigen gelyk, maar de kleur is donker
bruin, bezet met bruine geele wol of hair.
In 't Cabinet van den Heere Prince van ORANGE.
77. DE BONTE OMBERKEVER.
Deeze Kever is geheel glad, doch blinkt echter niet; de nagels aan de
voorvoeten zyn zeer erof en fterk, en ondcrfcheiden van de meeilen , zynde
niet twee maar ééne nagel, gelyk aan N- 78. 79, en 80, waar van men
waarfchynelyk de reden zou können vinden, mdien men wiit, in wellte
foort van gronden zy huishouden of te werken hebben, of wat hun voedfel
is. Hec voorile gedeelte van het bekkeneel van deeze Keyer is brum
geel, en hec achterlle deel zwart: voorts zyn de rüg en dekfchaalen brnm
I r l
t ! i
S
Úí