21 I. SENDE. I. GESLACHT. KEVERS.
88. DE HALFSCHAAL.
Wegens de Vierkante gedaante zou raen in den eerllen opDag dit Kevertje
onder de Bloemkevers teilen, maar hec heeft de kenmerken niec, welke ik
van de. Bloemkevers opgemerkt heb. De dekfchaalen zyn zeer plat en hebben
op zyde een ileilneerhangenden rand. De rng en dekfchaalen zyn niet
glad of blinkende , maar zyn geribd. De dekfchaalen dekken flegts drie
Vierde deelen van het dier, en laaten het achcereinde naakt. Het geheele
dier is van onderen nit zwart en wit bont, byzonder de hoornachtige ringen
welke den aers dekken. De Witte vlekjes, door het vergrootglas befchoutzynde,
gelykenen naar ftompe fungenfe uitwasfen, welke aan bundeltjes
by elkandren zitten, en men van de harde fchaal kan affchrappen.
Hec valt in Nederland vry gemeen, en het is niet onwaarfchynelyk dat
dit het mannetje is van de volgende Staartkever.
89. DE GROOTTE STAARTKEVER.
Het maakzel van deeze Kever heeft met dat van de vorige zeer veel
overeenkomft; doch deeze heeft een fcherpe hoornachtige pin aan het achterlyf
welke niet hol is, om 'er de eieren door in den grond te laaten vollen
gelyk men in den eerfte opdag lichtelyk denken zou, doch die evenwel
meer dan waarfchynelyk tot het zelfde einde gefchikt is, zynde aan het niteinde
fcherp en op zyde met eenige tandjes gewapend, om een gaatje meede
te kunnen booren in den grond, ter plaatfe daar het dier zyne eieren
verbergen wil, en in deeze onderflelling houde ik deeze voor het wyfje
van de vorige N°. 88.
90. DE KLEINE STAARTKEVER.
Ik twyfel zeer of deeze dezelfde fpecies niet is met de vorige, en alleen
kleiner, en minder bont, om dat de rups geen genoegzaam voedfel gehad
heeft, want zy zyn in alles eikandren gelyk, uitgezondert de grootte, wyl
de verfchillenheid van witte vlakjes 00k gezien wordt in die van dezelfde
grootte zyn , maar om dat men zeer zelden een middelflag van grootte vind
maar onder de grootten van die foort ook deeze kleinen heb ik deeze niec
dürven voorby gaan.
91. DE BONTOOG.
De grootte bolronde oogen van deeze zeer zeldzame Kever is uic licht
geele en brnine vlakjes zeer mooi bont. Het overige gedeelte van het dier
is hoog geel met eenige brain zwarte vlakjes regelmatig befchilderd.
92. DE DIKSPRIET.
Dit zeer raare Torretje, van welke ik Degts dit eine gezien heb, is in 't
Cabinet van C. B. Voet. De knoppen der fprieten die uit drie blaaden beflaan.
I. BENDE. I. GESLACHT. KEVERS. 2-3
ftaan, zyn van die der overige Kevers onderfcheiden daar in. dat
rond'en'zeer dik zyn, en met hun drien een bykans " " f ° ,^0 „m ™ f
welke uit drie digt op een fictende tokken beftaat. Het bekkenee is^^^^^^
gureerd met noch twee verhoogzels, welker bovcnlle verfchelde knobbelties
heeft Het ruggedekzel heeft kort achter den kop een kleinen opilaand'en
a e pen rand. ®®Voorts is de rüg glad: maar de twee dekfchaalen welke
zeer dik en hart zyn, zyn geribd. De klenr van het d er .s fchoon orange
met zwarte vlakken, en blinkende, zoo als in de afbeelding vertoont wordt.
Uit Ifequebo.
93- D E GRAUWE MONNIK.
De fprieten van deeze zeer zeldzame Kever zyn zeer vreemd van maak
zel, oidatnaby de kop, voorwaards, een plmm fit van ^' X
doör hy van alle andere is onderfcheiden. Zyn dekfchaalen Au'^n zoo d.gt
e r v a f t tegen een, dat ik zonder breeken dezelve met van een heb können
fcheid n?om te ontdekken of 'er vlies vlengels onder zaaten, waar aan .k
zeer twyfel , en wel te meer om dat 'er nanwelyks een blyk is van hec gewoone
lendenfchildje, het geen in dit gellacht, om redenen voorheen gemeld,
het grootfte is in die|eenen, die het meell tot hnnne behoeften moe-
" n v legen? Het geheele dier is van boven graaow, en van onderen bruin.
D e k o n , ruR en dekfchaalen zyn vol knobbeltjes, zoo groote als kleine,
van dewelken vyf regels over idere dekfchaal zeer fierlyk en evenredig geplaatft
zyn. Uit Ooftindien in 't Cabinet van C. B. VOET.
P4. DE MOOR.
Deeze zeer zeldzame Kever is in 't Cabinet van den Heere Prince van
ORASGÜ. Hy heeft nanwelyks eenig lendenfchild maar zyn fprieten zyn ge-
Ivk aan die van de Kevers. De dekfchaalen zyn zoo digt aan een gehegt dat
ik niec kan verzekeren, dat hy twee dekfchaalen of eenige vliesvleugels heeft.
Het rngpedekfel is niet verheeven gelyk dat der meefte Kevers en 's op zyde
dün en niet gerand. De kop en rüg zyn bezet met weinige knobbeltjes,
maar op de dekfchaalen, die zeer dik en hart zyn, zuten in rygen zeer reenlier
grooter en kleiner ronde knobbeltjes, van welke de grootere op hunne
toppen een klein bosje körte hairtjes hebben, doch die het bloote oog
öntwyken. De dyen en beenen zyn ook vol kleine knobbeltjes.
95. DE GESTREEPTE SCHAARBYTER KEVER.
Indien deeze Kever geen geblaade fprieten had, zou men hem lichtelyk
onder de Schaarbyters piaatzen , omdat hy aan de zyden en van achteren
ZOO dun is: De beenen van zyn voorpooten zyn ook met getand gelyk gewoonlyk,
maar alleen met eenige fcherpe dorentjes naby de geleding met
den voet voorzien. Op yder dekfchaal zyn vier geftreepte ondiepe gweven,
en de tusthen vlakte is onregelmaüg een wemig hoger en lager. ue
geheele Kever is zwart. j^ g LI
Ii m