1' •
I ¡I
74 I. BENDE. XIII. GESLACHT. SCHAARBYTEUS.
2(5. DE ENGELSCHE ROOTKOP.
Dit is het derde diertje, dat veel overeenkorntt heeft: me£ de Schaarbvters,
maar evenwel afvvykt, en mogelyk een byzonder gedacht zou uitma-
Iven. De dekfchaalen, die violet zyn, zyn van achteren als afoefneden. Ter
toL^da'binnenwaards een nageltie nog veel
Mogelyk is dit een kenmerk van de Boomrchaarbyters
In^Engeland""® fprieten en pooten zy n bruin geel.
27. DE TRIPOLITAANSCHE SCHAARBYTER.
De dekfchaalen van deeze Schaarbyter zyn zeer fyn geribd, en geel, uitgezonderd
eenige zwarte vlakjes waar mede de dekfchaalen befchilderd zyn.
Ik heb nooit meer gezien dan dezen eenen in het Kabinet van den Hoog-
Edel geboren Heere KENGERS. Uit Tripoli.
28. D E WESTINDISCHE SCHAARBYTER.
Dit dier heeft veel overeenkomll met de Engelfche Rootkop N°. 26 Dedelilchaalra
zyn fyn geribd, en zwart met een violette gloed: zy zyn van
achteren breed en als afgefneeden. AI het overige wat aan dit zeldzaame dier
IS, IS vuil rood, doch van onderen is hy zwart.
In 't Kabinet van den H. E. gebooren Heer RENGERS. Uit de Weilindien
0 © 0 S
T W E E D E F A M I L I E .
ZONDER FLIESFLEUGELEN.
29. DE BLINKENDE SCHAARBYTER.
DE E Z E geheele famille heeft geen vllesvlengels, maar alleen twee dekfcnaalen:
onder dezelve zitten de naakte harde zwarte ringen van het
ligchaam, even als op den buik. Deeze dekfchaalen fchynen vereenigd met
een zeer dun vliesje, zoo dat zy die nooit kunnen van een fcheiden, het
geen hun 00k nutteloos zyn zou.
Ik heb de fprieten, en voor, en achterpoot, van deze door het vergrootglas
afgetekend, om dat dit geheele gellacht daar in merkelyk overeenkomt,
fchoon ieder iets byzonders in maakfel of kleur heeft. A vertoont
de Ipriet. B den voorpoot C den achterpoot. Deeze deelen zyn zoo groot
Setekend, en dekleuren zyn zoo natuurlyke vertoond en het geheele dier
is
mmsaoBÈ
I. BENDE. XIII. GESLACHT. SCHAARBYTERS. 75
is onder ons zoo gemeen, dat ik my van de verdere befchryving billyk mag
voor ontHagen hoaden. Hy is zeer fchoon blinkend groen met een gloed
van goud of gloejend viinr in de zelve, welke kleur nogthans m den eenen
veel Herker is dan in den anderen.
SO- DE VIOLETTE SCHAARBYTER. PI: xxxvii.
Veelzins koomt deeze met de vorige overeen in maakfel. Hy is zoo
fchoon purper violet als men zieh iets verbeeiden kan, byzonder op het
ruggedekfel en den rand der dekfchaalen, zynde op de overige plaatfen deeze
kleur zoo zwaar dat zy naar het zwarte helt.
In de hooge zandige gronden van Nederland.
S I - D E STAALKLEURDE SCHAARBYTER.
Deze foecies is 'er van het zwarte af tot het groen en goudblinkende toe.
Sommigen hebben drie, anderen twee en weer anderen uykans geen ribbeties
over de dekfchaalen. De kleine reigen peukeltjes tusfchen de ribbetjes
verfchiUen niet minder, doch alie deze variatien fcheinen my geen onderfcheiden
fpecies uittemaken. Zeer gemeen m Nederland.
32. DE HEISCHAARBYTER.
Oo de Heiden in Nederland vindt men dit fchoone dier, en vooral in de
DUttm by de Maílboomen. De kop, en rug, en buik zyn fchoon blmkend
Waauw, en de fyn geribde dekfchaalen fchoon groen met een weerfchyn
van gloejend goud.
33- DE STINKENDE SCHAARBYTER.
Deeze heef: een fchoone violette gloed op een donkeren grond. De dekfchaalen
zyn bykans glad, maar in de langte detzelven ziet men twee reijen
k l S i e duk es of putjcs als flippen, die een goudglanfige weerfclyn hebben,
S in eenen ieel meer trekkende naar het roode en m den anderen
naar het geele. De rand der dekfchaalen heeft een gloed als het inggedekfeL
S vinfe allerlei grootte en allerlei breetce van deze fpecies. De kleur
van dit geheele dier is donker violet naar het zwarte. Zeer gemeen m Nederland
en kenbaar door zyn Hank.
34. DE GEDUKTE STAALKLEURDE SCHAARBYTER.
Het maakfel van deeze toont dat het een onderfcheide fpecies is. Hy
heeft een purperen gloed op den kop en op den rug. Voords heeft h p n
de kleur veel gemeenfchap met N». 31 doch daar in die de reijen peukels
zyn , daar zyn in deze zoo veel reijen putjes, die een goudglanlige weerfchyn
hebben. Men vindt hem zelden in Nederland.
K ä 35- SCHAAR