x x m . GSSLACHT. EGRET TORr e m ;
n e t v a n d e n WelEd: Geftr^ H ; e r Gronovius. Hetis geheel blinkend zwan;
en befchilderd met negen li^t geele vlakken, van welken ¿¿ne op den kop
z i t , twee op den rüg, en drie op ieder dekfchaal. Uit Iftrien.
XV. OOSTINDISCHE EGRETTOR.
Dit geheele dier is blinkend groen, waai- onder zieh ter plaatfe, daar het
fterkfte licht val t , de glans van goud zieh vertocnt. Op ieder zyde van den
rüg is een dak, welke holte de kleur heeft van gloeijend vuur. Uit Üoitindien
in 't Kabinet van den II. E. Gebr . Heer Rengers.
XVI. DE NEGER.
Dit dier is zeer vreemd: het benist onder den H. E. Gb; Heer Re n g e r j ,
die niet wist uit wat waerelddeel het gekomen was. Het heeft wel de mees-«
t e k e n t c k e n s der Egret tor ren, doch de leeden der fprieten zyn meer knoopsgewyze
dan zaagsgewyze: ook wykt hec raaaklel van den rüg een weinig
af van dat der vorige Egrettorren. Ds rüg is als zwart iegryn leer, gelyk
ook de dekfchaalcn, welke boven dat ligt geribt zyn. De groote oogen
zyn bruin geel.
XVII. DE DIKGERUGDE EGRETTOR.
De kleine kop en brede dikke rüg raaalcen dit dier zeerkenbaar; het is
zeldzaam, maar geen vaa de mooifte Egrettorren. De rüg is zeer donker
afchgrauw, en voorts is het geheele d er zwart.
XVIII. DE STYRIER.
Deze is gehee! blinkend groen van boven en onderen, met een uitne.-
mend Tchoonen weerfchvn, uitgezonderd de groote zwarte oogeu. Uit
S t y r i e by den We lEd; Gellr: Heer Gkonovius.
XIX. DE JAPONEES.
De fchoone kleuren van dit dier zyn noch met woorden, noch met verw
e n , afte beeiden: alles wat aan het geheele dier isj is fchi t terendgelyk een
famenilelfel van allerlei edele gef teentens , zelfs het lyf onder de vliesvleugels:
de fchoonen kleuren fmelten zoo zagt in een, dat men twisten kan, waar
die beginnen, en waar zy ophouden. Het blaauw munt boven alles u i t , en
U h o e f t voor den Amathyst en Saphier riet te wyken, en dit verliest zieh
weer in het fchitt:rende groen, en de kleur van het gloeijend vuur. Op
het midden van ieder dekfchaal zit een ronde witte vlak. De dekfchaalen
zyn buigzamer dan in de overigen van dit geflacht.
I . BENDE. XXIII. GESLACHT. EGRET TORREN. LOJ
XX. DE BLINKENDE EGRETTOR. PI: u.
Dit geheele dier is fchoon groen, met een goudglanzige weerfcliyn, en
tweo kleine bleeker vlakjes op ieder dekfchaal.
XXI. DE CARNEOLIER.
D e kop en rüg zyn meest blinkend groen cn de groote oogen zynbi-uyn,
de dekfchaalen zyn zo donker groen dat zy bykans zwart zyn, en op ieder
derzelven zyn drie zeer fchoone blinkend groene, engoudgeel affchitterende
kleine vlakjes , die enigzins lager zyn gelyk de fpiegel.elazen in hunne
J i t Carneolieni n 't Kabinet van den WelEdl:l y f t e n . Ui Ca r n e o l i e n in • G e I l r ; H e e r G K o s o v i o s .
XXII. DE K A A P S C H E EGRETTOR.
D i t diertje is zeer raar. De kop en rüg zyn blinkend paars maar zoodigt
bezet met asgrauw hair, dat men ván de kleur van het hoornig dekfel niets
zien kan. De dekfchaalen zyn geelgroen , insgelyks zeer ruig met asgrauw
hair gelyk de kop en rüg. De fprieten zyn bruin en de pooten bruingeel.
XXIII. DE GESTREEPTE EGRETTOR.
Dit dier is allerzeldzaamfi". De rüg is ligt paars met eenigzins donkere
ftreepjes , en de dekfchaalen zyn bhnkend groen, met een goudglanzig ,
w e e r l c h y n , loopende' over ieder dekfchaal vier gelyk kleine zwarte ftreepen
die als zwar t ñuweel zyn , het geen een aangenaame vertoning maakt,
XXIV. DE GEBANDEERDE EGRETTOR.
D e kop van deeze is blinkend groen , gelyk ook de rüg en dekfchaalen ,
doch ZOO digt be/.et met zwarte peukeltjes, fommigen als kleine ftippen, en
anderen als in banden by een vergaderd, dat men zeer weinig van het blinkend
zieH kan. De oogen zyn blinkend calianjc bruin.
XXV. DE GEPLAKTE EGRETTOR.
Deze heeft met de lilrier N. XIV veel gemeenfchap, doch de kop en rüg
zyn niet geplakt. Voorts is hy zwart met zes witte vlakjes.
XXVI. HET JUWEEL.
AI wat men zieh fchoon verbeeiden kan uit fchittrend groen en de kleur
van gloeijenii g i u d , is in dit dier te vinden. Ds dekfchaalen zyn fyn geribd.
XXVII. DE GEFIGUREKRDE EGRETTOR.
De kop en rüg van dit dier is omtrent zwart; maar de deklchaalen zyn
bruin geelgroen met drie figuren op ieder dekfchaal, die ieder de figuren
van een quadraat uitmaaten.
W E R .