72 I. BENDE. XIII. GESLACHT. SCHAARBYTERS.
14. HET KRUIPERTJE PI: xxxv.
Dit is het gemeentile Schaarbytertje in Nederland, en verfchik van de
vorige niet dan in maakfel. Het is zoo llerk in zyn poüCen, en glad dat
men het naauwJyks kan valt houden.
15. DE ROODGERUGDE SCHAARBYTER
Dit diertje is een.weinig grooter verbeeld , dan het gewoonlyk gevonden
w o r d t . Het wordt niet vecl gevonden. De kop is glad, de dekfchaalen
zyn fyn geribd, en beiden blinkend zwart. De rüg is glad en blinkend hoog
orange o f rood. De fprieten en pooten zyn bruia geel.
I n Nederland.
16. HET GEELE SCHAARBYTERTJE
AI wat aan dit dier is, uitgezonderd zyn zwarce cogen, is bruinachtig
geel. Het zelfde maakfel , en dat wel van allerlei grooite, vind meu oi-eral
in liet zwart . Het bruin geel van deeze. is in den eenen veel bruincr dan in
den anderen. In Nederland.
17. DE NAGTSCHAARBYTER
Deeze Schaarbyter is mooi bruin, blinkende, met een ligter weerfchyn
de dekfchaalen zyn fyn geribd. In Nederland.
18. H E T ENGELSCHE SCHAARBYTERTJE
By den eerrten opflag van het oog ziet men dit kleine diertje niet anders
aan , dan voor ligt cadanjcbrain met een blauwe zwaite vlak op het acht
e r l y f : Doch, wanneermen het zelve i.n de zonneftraalen flelt, en dan befchouwt
door het vergrootglas, behoort het onder de fchoonfte dieren,
dien ik ken , want dan verdwynt die zwarte vlak, en men ziet, naar maate
men het diertje draait, en het licht daar op laat vallen , den fchoonften en
flerkften azuuren weerfchyn, welken men zieh verbeeiden kan, die nit het
fchoon geel door het groen tot het blsauw Lazuur overga^t, en zieh dan
v e r t o o n t , op Iiet ilerkfte iicht, met een randje van carmozyn en gloejend
goud tegen een zwarte l'chaduw , door welke mengeiing van onnavolgbare
kleuren en dat in een kleine dilta'ni e , het onverbeelbaar wordt voor het penf
e e l , en veel minder op een zwart gedrukte plaat kan afgezet worden, alle
welke klenren zieh op al de deelen van het diertje vertoonen, ter plaatfe
daar men het zonnelicht 'er op laat vallen.
20. HET DONKER-GROEN KOPJE. MANNETJE
Deze kleine Schaarbyter ziet gy in zyne natuurlyke grootre, en, ten einde
zyn maakfel en ichüdering Ííeter te können zien, is hy ook afgebeeld
door het vergrootglas. Zyn kop ea ruggedckfel zyn zcer donker groen, of
z « r t
I . BENDE. XIII. GESLACHT. SCHARBYTERS. 73
zwart met een groene weerfchyn. De dekfchaalen zyn donker bruin, waar
o p vierasgrauwe vlekkenzyn, zoo als de tekening die vertoont. De pooten
en fprieten zyn bruin geel. In Nederland.
21. H E T DONKER. GROENKOPJE. WYFJE.
De overeenkomit van dit diertje met het vorige doet my gelooven, datdit
het wyfje is van het vorige. De dekfchaalen zyn breeder en de kleuren minder
fchoon, ZOO als men dit gewoonlyk vint in het gellacht der Infeflen.
22. H E T SPIEGELDRAGERTJE. PI: xxxvi.
Dit kleine diertje in zyn nataarlyke grootte, en door het vergrootglas,
v e r t o o n d , heeft een aangenaame blinkende groen-zwarte kleur, met eeu
goudglanfige weerfchyn. in de dekfchaalen ziet men vier zeer gladde blinkende
Vierkante lichtgroene vlakjes, die een weinig ingedrakt zyn, waar
door zy als fpiegelrjes fchynen in een donkere lyft. in Nederland.
23. HET ROODPOOTJE.
Men vindr. deeze Schaarbyter zeer verfchillende in grootte, zynde de
eene tweemaal zoo groot als de andere, 't welk ik denk, dat van het fchraal
of ryklyk voedzel afhangt , dat de raps gehad heeft. Het maakfel heeft veel
overeenkomft met N°. ö en N». 17. , , , „ c. 1. u
H e t dler is rosachtig zwart en niet zoo blinkende als de meelle Schaartjyters.
De pooten zyn orange, roodachtig. In Nederland meefl op zandige
24. H E T SPITSGATJE.
Dit diertje in zyn natunrlyke grootte en door het vergrootglas afgebeeld,
wykt af van het gewoone maakfel der Schaarbyters, wyl het niet platachtig
, maar veel verhevener, fmaller, en van .achteren fpitfer is, dan de
Schaarbyters gewoonlyk Valien. Evenwel maaken de gegeven kenmerken,
dat het tot dit geflacht het meefte nadert. De dekfchaalen zyn fyn geribd,
en de pooten lang, waar mede het fnel loopen kan. _
De fchaaren in den bek ontbreeken of zyn zeer klein.
H e t geheele diertje is bruinachiig geel. In Nederland.
25. DE DIKKOP.
D i t is het tweede diertje, dat, fchoon onder dit geflacht gebragt , evenwel
meer of minder afwykt. De kop is ongemeen groot door de hoog uitpuilende
ronde oogen, die de helft van den kop uitmaaken. Onbegryplyk
is het waarom juill deeze fpecies znlke groot e oogen hcbben moct. De kleur
is zwart, met een geele weerfchyn. In Nederland.
25. DE