1F\
>
ES I. BENDE. SX. GESLACHT. KNIPTORREN.
6. DE ZWARTE BLINKENDE ROODRUG.
Dit diertje blinkt ilerk. Het ruggedekfel is fchoon rood: voorts is hy
iwart en de dekfchaalen fyn geribd.
7. DE KLEINE GESTREEPTE OOSTINDISCHE KNIPTOR.
Deze is fchoon geel met die zwarte ftreepen welke op de tekening vertoond
worden. De fprieten zyn zeer kort naar proportie van de grootte
vao herdier Hy is geheel glad,. De dekfchaalen eind.gen m een fcherpe
punt, en flnicen niet tot het einde toe, gelyk anderen. Uit Ooftindien.
8. DE GROOTE GESTREEPTE OOSTINDISCHE KNIPTOR.
MooHlvkis deze het wyfj e van den vorigen: de overeenkomft van kleiiren
en wvze van fchildering, en in vaderland, geeven aanleiding om dit
te denken. Doch deze heeft omtrent tweemaal de groote van den vorigen,
en de dekfchaalen nujten tot het einde toe. De gecle pooten zyn tederder
dan van den vorigen.
9, DE KEGELVORMIGE KNIPTOR.
Deze is bruin seel raet Caftanje bruine llreepen over den mg en de dekfchaalen,
ZOO als de tekening hem vertoont. Het eerfte lid der fprieten is
geel: de overigen zyn bruin. Dit is het eenige dier van deze lpec.es, c
welk ik ooit gezien heb in het Kabinet van den Wel Ed. Heer Gronovius.
• Uit het maakfel gis ik, dat hy valt in Ooilindien.
10. DE SMALLE ZW A R T G A T T E KNIPTOR. FL. xliii.
De kop, het ruggedekfel en de dekfchaalen vaa deze zyn zwart, doch het
middelfte gedeelte is bruin.
II. DE KLEINE RODDE WESTINDISCHE KNIPTOR.
Alles is blinkend zwart, wat aan dit mooije dier te zien is, uitgezonderd
de dekfchaalen, welke fyn geribd en fchoon rood zyn, doch op het midden
derzelver ziet men een kegelvormige zagte vlak, welke zagt in het rood
iijfmelt. Hy heeft een zeet klein zwart lendenfchiidje.
12. DE KLEINE GEVLEKTE BRUINE WESTINDISCHE KNIPTOR.
De kop is zwart met bruin geele fprieten. Het ruggedekfel is insgelyks
zwart ,behalven een oranje ftreepje, dat längs den zwarten rand loopt.
De dekfchaalen zyn uit zwart en bruin geel aangenaam bont. De pooten
zyn bruin geel, doch de dyen geel en zwart bont. Uit Weftindien.
15. DE
I. BENDE XX. GESLACHT. KNIPTORREN. 89
, 3 " m KLEINE GRAAUWE INLANDSCHE KNIPTOR.
g e í v o o T l i n de mfefte^Cniptorren. Zeer gemeen in
Nederland. „ „ „
,4. DE BREEDE ZWARTGATTE KNIPTOR.
. , „ „ „ 7p1ílen Hv heeft vcel overeenkoma met N». 10.
Díze Kniptor.ziet f ü g c h a a m breeder. Het r.gge
15. DE GROOTE BRUINRODE KNIPTOR.
- Deze is geheel bruin rood: de dekfchaaleti zyn fyn geribd. Zyn hoornachiig
bekleedfel is zeer hard. •
16 DE GROOTE LICHTER.
Sfwyfies varonTeNeLrlaadr^^^ Glimtorren. In Surinamen.
17- DE KLEINE LICHTER.
heb in het Kabinet
van den Wel Ed. Heere Gronovids.
18. DE BRUINE LICHTER.
Ik aisfe uit de Analogie met de twee vorigen, dat 00k deze onder de licht
J L KnintorrenbehoSrt.en dat de beide zyden van het ruggedekfel een
r n s n S f c h licht by nacht uitwaasfemen, doch ik weet met metzekerheid
laar^^h^ ä t De kop en het midden van het ruggedekfel zyn zwar ,maar
Je fyn gerlbde dekfchaalen zwartachtig bruin. De fprieten zyn zeer teér.
ip, DE LICHTVOERDER.
Het Beel dat N". 17. in twee ronde vlakjes op het ruggedekfel draagt, en
daUn 18 op de zyden van het ruggedekfel zieh vertoont, vuid men m