SA 24 I. BENDE. I. GESLACHT. KEVERS.
06. DE SCHAARBYTER KEVER.
Het maakzel van deeze is aan dat van de vorige gelyk , uLtgezonderd
dat de beenen van de voorpooten een weinig ter zyden getand zyn; Doch
h y is geheei glad, en bliokende niet ongelyk aan een Wflcertor.
97. DE LANGHAND.
De fprieten van deeze Kever zyn «aar maate van zyn lichaam zeer lilein,
maar de lengte en hec vreemde maakzel van de voorpooten verdienen elics
verwondering. De nagels van de klauwen zyn dubbeid, zoo dat twee nagels
zitten achter den anderen: De duideiyke afbeeiding dcezer pooten ontllaat
my van de verpiichting om dezeive verder te befchryven, alieen moet
ik opmerken, dat de voorpooten korter achter den kop litten dan in de andere
Kcvers. De fprieten en oogen zyn licht hruin ; Voorts is het geheele
dier caftanje bruin , van onderen bezet met geel hair: de pooten zyn zwart.
Hoe aangenaam zou het zyn Indien men will het oogmerk waar toe de
groote Schepper zuike vreemde pooten aan dat dier gegeeven heeft, maar
het wordt ons zeer zeldzaam aangebragt uit de Ooftindien, en van daar hebl)
en wy geen bericht van het gebruik derzelven.
•S?
A A R B K E V E R S.
p8. HERCULES.
Thans volgen de Aardkevers , van welke rangfchildung ik rede gegeven
heb. Het is waar, dat de getakte hoornen en uitileekfels , die
zy op de kop en rag hebben, hen onbekwaam maaken om in de harde aarde
in te booren , maar de breede getande beenen der voorpooten gevcn
echter blyken , dat zy, of in vergaane blaaden of vermolmd hont of faveligengrond
tewerken hebben. De noorn welken deezeeneenigevolgende fpecies
op den kop draagen, maakt met het noch langer nitileekfel, 't welk
door het ruggefchild geformeerd wordt, een foort van fchaar ui t , doch welk
e niet fchynt gefchikc te wezen om eenig aas m^e te grypen , wyl dit boven
den bek zou zitten, maar wel om eenig gevonden aas meede wech te
draagen. De deelen van deeze Kever zyn zoo groot en zoo wel afgebeeld,
dat ik 'er niets by te melden heb, dan dat hy van onderen bruinzwart is, en
bezet met geel hair. De zwarte viekken op de dekfchaalen zyn irregulier,
en verfchiilen in het eene dier van het ander. Zy Valien op Curasfau.
pp. DE KLEINE HERCULES.
Op den kop zit een kromme, gladde, fcherpe, achter overgeboogen ,
zwarte hoorn. Het ruggedekfel is ter zyden fciierp en gerand: het randje
I. BENDE. I. GESLACHT. KEVERS. 25
is zwart. De rug is blinkend groenachtig ligt geel, en voorwaards fteekt
over den kop heen een krom neerwaards gebogen fcherp zv/art uitfleekM ,
dat van onderen met geel borftelachtig hair bezet is gelyk m de Hercules :
aan den voet van dit uitlleekzel, zydwaards , zit aan byde zyden een fcherne
zwarte doorn. De dekfchaalen zyn groen geel gelyk die van de Hercul
e s , bezaaid irregulier met zwarte viekken, door welke irregulierheid op
de eene dekfchaal veel meer viekken zyn dan op de atidere.
Hy is zeer raar. Uit Noord America in \ Cabinet van den W el Ed. Oeltr.
Heer GRENOVIUS.
100. SIMSON.
Zeer aanzienelyk is het h o o r n , dat deeze Kever op zyn' kleinen kop draagt :
naar de aarde is het rond en glad, maar ter helfte van de lengte heeft het
van boven een verhevenheid, en dan wordt het breeder, plat, en kromt
zich naar boven, al waar het eindigt in twee Itompe klauwen.
Het hoornig ruggedekfel is zeer rond, en fpringt zeer ver over den kop
heen en eindigt in een lang uitileekfel, dat aan het emde twee fcherpe klauwen
maakt, welke verder dan de hoorn van het hoofd uitlleeken.
Het geheele dier is zeer mooi caftanjebruin. Utt het Cabinet van den
Wel Ed. Heet e D o d ' VAN HOKT.
101. mMUOD.
Ter helfte van den hoorn op den kop van deezen zit een tand , en het uitileekfel
op den rug is veel korter dan van de Simfon, voords zyn de pooten
langer, maar v5or het overige heeft hy met den zelven veel overeenkomft.
De kieur van het dier is purper zwart.
102. DE VORKENDRAGER.
Deeze Kever draagt op den kop een hoorn, die op den top verdeeld is in
twee tanden en naar een yferen werktuig gelykent, dat men eeii Koevoet
noemf boven op het ruggedekfel zit een kleiner dergelyken nufteekfel,
doch dat in de eene deezer Kevers grooter is dan m den anderen.
De pooten bewyzen door hunne tanden en zeer fterke klaauwen, dat zy
in de aarde, vermdlmd bout, of drek van groote dieren te werken hebben.
Het is opmeridyk, dat tusfen de nagels der pooten een zeer ftyf haïr zit
als van een verkens borftel , dat hem in dit werk van veel dienft is, en
voords dat tegen den aart van verre de meefte Tor ren de voorpooten veel
latlger zyn dan de achter pooten. , ,, , , c i
Het geheele dier is caQanie bruin en van onderen bekleed met fyn geel
borftelachtig hair.
103. D E OLIPHANT.
Het vreemde maakfel van deeze zeldfame Tor is betet uit de tekening te
zien, dan door woorden te verbeeiden. Dä oogen zyn geel en worden m
n nunf."
Iii
ü
•PV
¡¡i