: Mi
5 I. BENDE. I. GESLACHT. KEVERS.
jes, eti de zyden zyn zwart en wit gemarmerd. Midden over het ligchaam
loopt een zwarte ftreep welke gemaakc wordr ten deelen duor het awarte
lendenfchild, en ten deelen door een zwart randje, waar meede yder dekfchaal
verfierd is ter plaatfche alwaar zy te famen fluiten.
De dekfchaalen zyn bruin rood met witte of asgraauwe vlakjes, welke zieh
ook vertoonen op de ringen, die den aars dekken.
Het geheele dier is van onderen met bruin geel borttelachtig hair bezet.
Van de Kaap de goede Hoop.
12. D E BRUINROODE.
De kop en het lendenfchild van deezen zyn zwart: de randen der twee
dekfchaalen, daar zy tegen elkandren fluiten, zyn van dezelfde kleur, en
op yder zyde derzelven ziet men ook noch een zwarte ftreep i maar voor
het overige is deeze geheele Tor dof en donker bruinrood. Hy heeft veel
OVereenkomit in niaakfel met den vorigen, maar zyn pooten zyn tederder.
13. DE FEULJEMORTE.
De fprieten en kop zyn zwart, maar de oogen fchoon blinkend bruin: de
rüg is geheel blinkende, en in het midden fchoon caftanjebruin, maar aan
weerzyden zwart, en naarby den buitenrand vercierd met een fmal wit
ftreepje. In het midden over het lyf loopt een tamelyk breede zwarte
ilreep, welke geraaakt wordt ten deele door het zwarte lendenfchild, en
ten deele door de twee zwarte binnenranden der dekfchaalen, even gelyk
in de voorige fpecies: de buitenrand der dekfchaalen is insgelyks zwart,
doch voor 't overige heeft zy de kleur van een verdord blad, en blinkt
niet; aan den buitenrand der deldchaalen ziet men eenige witte ilreepjes ,
welke ook op de kringen van den aars gevonden worden. De pooten zyn
zwart, en, gelyk het geheele dier van onderen , bezet met bruinceel borllelachtig
hair.
Deeze is zeer raar, en is gefchUdert uit het Kabinet van zyn Dooelugti-
CE Hooghei d den Heere Prince van Oranoe.
14. D E ROUWDRAGER.
Deeze geheele Bloemkever is zwart en zonder glans.
H y valt in Duitfchland, en is in de Nederlandfche Kabinetten raar. Dee-
46 is gefchilderd nit het Kabinet van myn zoon C. B. Voet.
15. D E BLINKENDE ROUWDRAGER.
Het maakfel van deze Bloemkever is zeer gelyk aan de blinkende groea
e N°. I, maar hy is van boven en onderen fchoon blinkend zwart.
15. DE VLEESHOUWER.
Deeze fchynt, of hy gekroopen haij door een verfch geflacht dier. Hy
is
I. BENDE. 1. GESLACHT. KEVERS. 7
is van boven bruin rood met kleine zwarte vlakjes, en
maar van onderen blinkt hy meer, en is brmn rooder. Uit Zuid America.
,7. DE GROENE BORSTELDRAGER.
De kop en rüg van deze Bloemkever zyn zeer glad en blinkend zwart,
zynde het ruggedekfel alleen befchilderd met vier fyne w^t e f feepie. He t
X r t e lendelfchild is g root , en fchynt flegts «"/«^l ' . f 'df " ^ ^ ^ ^
den rüg door een groefje, maar nochtans geen afgefcheiden byzonder Ichua
uft te muaken. dI dekfchaalen zyn mooi groen, en f " ^ e 7 l e
pooten zyn zwajtvan onderen, maar byzonder op de ^^ ^
dier bekleed met geel borllelachtig hair, dat op de zyden aan bundeltjes
geplaatft is. Uit Surinaamen, alwaar hy vjy gemeeu )s.
18. DE GEELE HARLEQ.UYN;
Deeze Bloemkever is. uitgezonderd de zwarte fprieten ^n pooten geel
en zwart bont , van onderen is hy blinkend ""
geformeerd door het uitileekfel van den rüg. Uit Zuid America.
19. DE ROODE HARLEQ.UYN
Deeze is breeder en platter dan de vorige. De fprieten , Pooten , m heC
ligchaam van onderen zyn blinkend zwart, m a r van boven is g^eele
dier orat^je rood met zwart fyn gemarmerd. Het lendenfchild wordt geformeerd
als in den vorigen.
20. DE ZWARTBLINKENDE RUIGPOOT.
Deze Bloemkever is langer van ligchaam dan zy hier verbeeld wordt, om
dat zy een weinig van voren, en dus in de verkorting gctekenü
Zy is buiten de groote Smaragdyner die verbeeW is onder N». 40. de
l a n a L dien ik ken. Op yder dekfchaal zyn twee nbbetjes, die zieh aan het
achtereinde vereenigen. De dyen der midden en achterpooten zyn binnenwaards
zee'r J vooral die der achterpooten door zwart borftelac^
hair. Voorts is het geheele dier van boven en onderen blinkend zwart.
Het lendenfchild is als in de vorigen.
21. DE DIKKE ROUWDRAAGER.
Deeze geheele Kever gelykent zwart, wanneer 'er het fterke" ^ t =iet
o p v a l l maar heeft een donker groene glans met weerfchyn, ter plaatfche
T r he't helder licht valt. Boven het bekkeneel flaat ter wederzyden e^n.
verhevenheid, en in het midden van den rug is een groef. ¿Y « j e e l diüker
naar maatte van haar grootte dan eeu der andere Bloemkevers.
Deeze heeft het uitileekzel aan den buik niet , maar daar tegen Herker en
langer pooten dan anderen. Uit Duitfchland.
m . 0E
T
•f 1
Ii