J
r
7S I. CENDE. Xni. GESLACHT. SCHAARBYTERS.
40. DE KAAPSCHE DIKKOP. PI: xxxii-.
Dit dier hecft in zyn maakfel veel overeenkomft met de twee vorigen.
De oogen puUen flerk ait, en zitten in fterke kasfen. Ecn verheven lib
zit Over de iengte van het bekkeneel. Het ruggedekfel, 't welk rondom
een klein verheven randje heefc, gecekend aan ieder zyde mec een wie viakje,
is bykans driekantig en wykt af, gelyk de twee vorigen van hec maakfel
der fchildsgewyze ruggedekfel der overige Schaarbyters. De dekfchaalen
zyn grof geribd, en ieder zyde is befchilderd mec vyf witte viakjes.
Van de Kaap de Goede Hoop.
47- DE KAAPSCHE GROOTE BERG SCHAARBYTER.
Die wonderlyk vreemde dier is Iiet eenige,dat ik van deze fpecies gezien
heb in het Kabinet van den Heer Ladmir&l te Amiterdam. AI wac aan het
dier is, is zoo zwart als pik, maar blinkt niet, uitgezonderd de groote geele
poten.
De twee vooruitilekende fnytanden of fchaaren, gelyk ook de voelers,
zyn zeer groot. Da linker is in de midden geknobbeld, maar de rechter
niet, 't geen ik niet weet, of het toevallig, dan of het natuurlyk is. De
kop is van boven wel piatachtig, doch wonderlyk gefepareerd, als door een
Beeldhoawer iiitgebyteld. Maar boven al is het ruggedekfel van een allervreerafte
gedaante, zoo dat men naulyks de gewoone fcheiding tusfchen den
rüg en het achcerlyf zien kan. Het heeft een uitileekfel als van twee oragekeerde
dekfchaalen, dat ten deele over de dekfchaalen heen fehlet. De dekfchaalen
zyn niet gefpleeten fchoon men in den eeröen opBag het daar voor
houden zoude. Zy zyn glad. Men kan nit het maakfel van dit ilerke dier
zien, dat hy gefchapen is om te verilinden. Het valt op het gebergte van
de Kaap de Goede Hoop.
48. DE KAAPSCHE KLEINE BERG SCHAARBYTER.
Ik honde dit dier voor het Mannetje van den vorigen. Hy is zoo natuurlyk
afgebeeld, dat ik het maakfel der deelen met geen woorden weet duidelyker
te maaken. Hy is gelyk de vorige geheel zwart.
49. D E GROOTE SCHAARBYTER.
Deze Schsarbyter is de grootile van dit maakfel, welken ik gezien heb.
Hy heeft niet zonderlings dan dathy, daar anderen twee of driepaar voelers
hebben, hy maar een paar heeft: doch welke veel grooter zyn, dan zy
anderzins gewooniyk gevonden worden. De dekfchaalen zyn als van fyn
Segrynieer, waar over veel fmaile ribbetjes loopen. Het geheele dier is
koolzwart, en niet blinkende.
In het KaUinet van den Hooggeleerden Heer Prof. Luchtmans te Utrecht,
50. d e
I. BENDE. XIV. GESLACHT. KRABBETOR. 7»
50. DE AMBOINSCHE SCHAARBYTER.
Schoon dit dier meer of minder in gedaante afwykt van de gewoone
Schaarbyters, draagt iiet evenwel al de kentekens derzelven. Zyn fchaaren,
ziet gy, zyn zeer grof en de voelers in maakfel zeer onderfcheiden
van da voriaen. De croote ooeen zitten ver achter de körte fprieten. Het
het heeft vliesvleugels,
Het geheele dier is blinkend zwart, maar heeft aan de zyden een rand,
welke ZOO fchoon groen en blinkende is, als een Smaragd. Van onderen is
hy geheel zwart.
Dit is het eenige dier dat ik van deze fpecies gezien heb in 't Kabinet van
den Heer Ladmiral te Amilerdam.
© O S
VEEirriENDE GESLACHT.
KRABEE-TOK. PL: XXXIX.
K E N M E R K E N .
Sprieien die op den top dikhr Vierden.
Qten dekßlmlen, maar ein boarnachlig hcMiiäfel dat hit giJieek ligchaam irißuit.
Di t geflacht onderfcheid zieh van de Schaarbyters, om dat het geen
fchaaren in den bek heeft: als mede om dat het, zelfs in fchyn, geen
dekfchaalen heeft, maar alleen een hart hoornachtig bekleedfel, dat het geheele
lighaam rondom dekt. De fprieten zyn ook van een ander maakfel als
die der Schaarbyters en worden op het einde dikker, gelyk te zien is onder
51. Letter A. Ik heb niet meer dan deeze twee fpecies van dit geflacht
ontdekt.
De Kummers hadden niet moeten zyn 51 en 52 maar i en 2.
51. GEPEUKELDE KRABBE-TOR.
De lange pooten vergoeden in dit geflacht het gebrek van vieugelen. De
kop en rüg van deze zyn glad, maar die van het achterlyf is van boven digt
bezet met kleine peukels, Het geheele dier is zeer zwart en uitnemend hart,
Uit America, in't Kabinet van den Hooggeleerden Heer Prof. Lbcht-
MiNS te Utrecht.
58, DE