
CYXAXOHUI VIEGETOXICUM R. B.
Gifwcrende Engbloem.
Hoogduitsch: Schwalbenwurz.
Engelsch: Swallow wort. Officinal Cynanchum.
Bloeitijd: Mei—Juli 4-
Stelsel van Linnaetjs : Cl. V. O. II. Pentandria Digynia.
Natuurlijk Stelsel: Yasculares Dicotyledoneae. O. Asclepiadeae.
Geslachtskenmerken: Corolla subrotata profunde quinquefida, corona staminea monophylla simplex
5 loba, lobis antheris oppositis, vel duplex appendiculis 5 interioribus. Massae pollinis ventricosae
pendulae. Polliculi 2.
Bloemkroon min of meer radvormig, met 5 diepe spleten; meeldraden aan den voet saam-
gewassen in een enkelvoudigen krans, wiens lobben tegenover de meeldraden staan, of in een dubbelen
krans, met 5 aanhangsels van binnen. Stuifmeelklompjes buikig, gezwollen, hangend. — Twee schede-,
vruchten.
So o r t e l i jk e kenmerken : Caule erecto, foliis acuminatis in margine venisque pubescentibus,
intermediis ovato-cordatis, corollae glabrae laciniis ovatis, corona quinqueloba, lobis ovatis obtusis
membrana interjecta pellucida connexis.
Stengel opgerigt; bloemen spits toeloopend, aan den rand en op de nerven zachtbehaard, de
middelste eirond-hartvormig; bloemkroon kaal met eironde slippen; krans vijflobbig, met eironde,
stompe lobben, die door een tusschengeplaatst doorschijnend vlies verbonden zijn.
De wortelstok is opstijgend, met talrijke lange, sterke, witachtige wortel vezels. De stengel is
1—2 vt. hoog, opgericht, aan den top soms zacht gebogen. De bladen zijn kortgesteeld, gaafrandig;
de bloemen zijn klein, in vrij langgesteelde trosjes. De vruchten bij 2 te zamen geplaatst, lancetkegelvormig,
lang toegespitst, bruingeel. De zaden zijn eivormig-zaamgedrukt, smal gevleugeld en
met een zijdeachtige kuif aan de punt. — Asclepias Vincetoxicum L. Vincetoxicum officinale Moench.
Verklaring- der afbeelding: cl Fragment stengel en blad: b krans; c bloem (vergr.); d id,
doorsnede; e vrucht; ƒ id.; g zaad.
Groeiplaats: Steenachtige, drooge onvruchtbare gronden; vooral in balkgronden. West-Azië, geheel
Europa, behalve Lapland en Groot-Brittannië.
Nederland. Op drooge steenachtige gronden. Omstreken van Maastricht, volgens van Hall ook
in Gaasterland. Gevonden bij Gronsveld in 1893, door Mej. C. Lindo en Dr. G. van Vloten, door
wie de plant ter afbeelding is aangeboden.
Gebruik : Deze plant is van oudsher als geneeskrachtig bekend; thans alleen nog bij het volk tegen
ziekte van het vee in gebruik. Levert de Rhizoma Vincetoxici, Radix Hirundinaria s. Asclepiadis. De
smaak is bitterachtig scherp. Zij bevat een etherische olie en een emetisch, diaphoretisch en pur-
geerend werkénde stof, Cynanchine of Asclepiadine. — Bij ’t volk in achting als zweet- en
gifdrijvend, tegen booze zweeren, dollehondsbeet, waterzucht enz.