
AITHEI IS RUTHEIICA. I. B.
Russische Kamille.
Hoogduitsch: Russische Hundskamille.
Engelsch: Russian Chamomile.
Bloeit: Mei—October. O.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XIX. 0. II. Syngenesia Superflua.
Natuurlijk Stelsel : Yasculares Dicotyledoneae. O. Compositae.
Geslachtskenmerken Zie Deel VIII, N°. 565.
Soortelijke kenmerken: Lanuginoso-villosa, foliis bipinnatifidis, pinnulis lineari-lanceolatis integris
bi-tridentatisve acutis mucronatis, reeeptaoulo oylindrico-elongato, paleis lanceolatis apiee obtusiusculus
subdentatis inque mucronem rigidum acuminatis, acbcniis obtuse quadrangulis aequaliter suleatis,
exterioribus saepe coronula oblique truncata instructis.
Met wollig vilt bekleed; bladen dubbel vinspletig; de vinnen hjn-lancetvörmig, gaaf of met twee
of drie tanden, met een spits puntje; bloembodem cylindervormig verlengd; strooschubben lancetvormig,
aan den top stomp, min of meer getand en in een stijve punt uitloopend; vruchtjes stomp,
vierhoekig, met gelijke diepe groeven; de buitenste dikwijls met een schuin afgeknot kroontje.
A. Neilreichii Ortm.
Deze soort is meer bepaald gekenmerkt door haren langen cylindervormigen bloembodem en den
vorm der strooschubben.
Verklaring der afbeelding: a. bloem in doorsnede; b. bloembodem; c. strooschub; d. schubje
van het. omwindsel; e. schijfbloem; f. lintbloem; g. vruchtje van ’t midden; h. id. van den rand
met kroontje.
Groeiplaats: Drooge, steenachtige gronden. Taurië, Noord Caucasië, Zuid-Westelijk Rusland,
Oostenrijk, Donaugebied, Zuid-Duitschland.
Nederland. Voor het eerst in Nederland gevonden in 1894, bij een graanpakhuis te Apeldoorn,
door den Heer H. J. Kok Ankersmit, die ons het exemplaar ter afbeelding heeft aangeboden.
Andere groeiplaatsen zijn mij niet bekend.