
LACHNEA [ P E Z IZ A ] HIRTA SC
HESaftafea^aaaaifc.:!
L A CHNE A (PEZIZA) H IR T A SCHÜM.
Behaarde Schotelzwam.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXIV. Sect V. Cryptogamia Fungi.
Natuurlijk Stelsel: Cellulares Mycetes; O. V. Ascomycetes.
Geslachtskenmerken: Zie Deel XIV, No. 1090.
Soortelijke kenmerk en : Sessilis subhaemispherica, extus fusco-hirta, margine sub-inflexo, intus
miniata, ascis cylindricis, sporidiis oblongo-ellipsoideis verruculosis hyalinis, paraphysibus filiformi-
claviculatis flavido-granulatis.
Ongesteeld, min of meer half bolvormig, uitwendig bruin, bebaard, met min of meer gebogen
rand, inwendig menierood; sporeblazen cilindervormig; sporen langwerpig-elliptisch, wrattig,
doorschijnend; paraphysen smal-knotsvormig met geelacbtige korreltjes.
Verklaring der afbeelding: a. natuurlijke grootte; b. vergroot; c., d. buitenrand; e. fragment
schoteltje; f. doorsnede van het schoteltje; g. buitenrand met haren (sterk vergr.);. h. jonge
sporeblazen met paraphysen; ij rijpe sporeblaas met paraphysen; Jc. sporen (grootte 18.5 p x
18.5 (i gemiddeld).
Groeiplaats: Op den grond tusschen vochtig mos. Zweden, Denemarken, Gr.-Brittannië,
Duitschland, Frankrijk, Zwitserland, Siberië, Ceylon, Cuba, N.-Amerika.
Nederland : Deze soort heeft veel overeenkomst met de L. (Peziza) scutellata L , die. in ons
land door wijlen van der T rappen te Naaldwijk, 50 jaren geleden, is gevonden. R ehm. (in
Rabenhorst Rrypt. Flora, Pilze, p. 1060) zegt dat hij te vergeefs een onderscheid tusschen beide
heeft trachten te vinden. Cooke (Fung. Brit. II , 576) brengt L. scutellata tot onze soort
Het eenjge onderscheid schijnt dat de L. hiita groeit op den grond en de L. scutellata op
rottend hout.
De afgebeelde exemplaren zijn gevonden in Mei 1896, op den grond, in eene duinvallei op
het Noord-Oostelijk gedeelte van Terschelling, door de Heeren Vuijck, Greshoff, Goethart en
H unger, leden der Ned. Botanische Vereeniging. De afbeeldingen danken wij aan de welwillende
zorg van den Heer Vuijck.