
LENTINUS LEPIDEUS F R . 1565
LEITISÏÏS LEPIDEUS. Er.
Junij—November.
Stelsel van Linnaeus : Cl. XXIY. O. Y. Cryptogamia Fungi.
Natuurlijk Stelsel: Cellulares Mycetes. O. Hymenomycetes. Trib. Agaricineae.
Geslachtskenmerken: Zie Deel XII. N°. 948.
Soortèlijke kenmerken : Pileo carnoso compacto lento e convexo depresso inaequali, ochraceo-
pallido, in squamas obscurioribus maculiformis diffracto, stipite valido radicato tomentoso squarroso,
lamellis sinuato-decurrentibus latis laeeris transverse striatis albidis, sporis ovoideis.
Hoed vleezig, vast, taai, — eerst bol, dan ingedrukt, onregelmatig, bleek okerkleurig, in donkerder
vlekvormige schubben loslatend; — steel stevig, vol, viltig-rappig, met een wortelachtig aanhangsel
aan den voet; plaatjes bochtig aflóopend, met breede inscheuringen, dwars gestreept, witachtig; sporen
eivormig. Fries Ep. 390; Hym. europ p. 481; Berkl. Outl. 228; Agaricus Fr. S. M. I p. 175;
Weinm. p. 282; Lasch p. 396; Schaeff. t 29, 30; Alb. Schw. n°. 666; Buxb. C. IY. t 25.
Groeiplaats: Op dennenhout in het Noorden en de Alpenstreken van Europa; op rottende
berken in Siberië. Zuid-Carolina.
Nederland : Het op onze afbeelding voorgestelde exemplaar is gevonden in Juli 1846, door wijlen
Dr. J. E. van der Trappen, in het Westland. — De oorspronkelijke teekening, berustende in de
boekerij van de Nederl. Maatschappij van Tuinbouw en Plantkunde, is voor de Flora welwillend
ter copiëering afgestaan door den Heer Leonard A. Springer, Bibliothecaris dier Maatschappij.