
AI S I ÏTCKI A LYCOPSOI D E S Lehm,
Bloeit: Jumj—Julij ®,
Stelsel van Linnaeds: Cl. V. O. I. Pentandria' Monogynia.
Natuurlijk Stelsel: Vascnlares Dicotyledoneae. O. Boragineae.
Geslachtskenmerken: Calyx 5 partitus. Corolla hypocraterimorpha, tubo angusto, lobiai plerumque
tabo nmlto brevioribus. Stamina in inferiore parte oorollae inserta, filamentis brevissimis filiformibus,
antheris lineari-oblohgis medio dorso insertie, obtusis filamento longioribns. Ovarium 4 lobum. Stylus elon-
gatns inclusus. Stigma capitatum snbbilobum. Nuculae 4 oToideo-attenuatae plus minus triangulares
ventre a basi usque ad mediam partem et supra stylo adnatae. Semen ventre media parte nuoulae
adfixum. Radicula supera. Cotyledones oboyatae radioula multo longiores bipartitae.
Kelk 5deelig. Bloemkroon trompetvormig, met naauwe buis; lobben meestal veel korter dan de
buis. Meeldraden in bet onderste gedeelte der buis ingeplant; helmdraden zeer kort, draadvormig;
helmknoppen lijnvormig-langwerpig, in het midden der achterzijde bevestigd, stomp en langer dan
de helmdraden. Eierstok 41obbig; stijl lang, binnen de bloem besloten. Stempel knopvormig, mm of
meer 21obbig. Nootjes 4, eivormig-versmald, min of meer driekantig, aan de buikzijde van de basis
tot voorbij het midden en boven den stijl vastgehecht. Zaad in het midden van de buikzijde bevestigd.
Kiemworteltjes naar boven géricht. Zaadlobben omgekeerd-eivormig, veel langer dan het kiemworteltje,
tweedeelig. .
Eenjarige stijfharige kruiden met afwisselende gave bladen. Bloemen in trosvormige aren. Bloemkroon
geel, meestal langer dan de kelk. . . .
Dit geslacht onderscheidt zich van Lithospermum door de vleezige as, waarin de nootjes zijn vastgehecht
en door de zaadlobben, die dikker, eivormig en diep tweespletig zijn.
Soortelijke kenmerken: Caule laxe ramoso, foliis caulinis ovato-lanceolatis, oorollae fauce
barbata, limbo tubo triplo breviore.
Stengel los vertakt; stengelbladen eirond-lancetvormig; bloemkroon met behaarde keel; rand er
bloemkroon driemaal korter dan de buis.
Verklaring der afbeelding: a, b bloem; c buis der bloemkroon met de meeldraden (vergroot);
d kelk (vergroot); e vleezige as met de nootjes; ƒ, i, j nootje; g kiem; h bladhaartjes (vergr.);
k eierstok; Z, m oppervlakte der nootjes (vergroot).
Groeiplaats. Dit geslacht is oorspronkelijk in Noord- enWest-Amerika, Califorme, Mexico, Chili. —
Ook eenige andere soorten hebben zich sporadisch in Europa vertoond, als: A. angustifohaLehm.en A.
intermedia Lehm.
Nederland. Deze aankomeling is reeds in 1879 door den Heer H. J. Kok Ankersmit op het
stations terrein bij Deventer gevonden en als Lithospermum Apulum vermeld. In 1893 werd hij oo
gevonden bij Soeterwoude, door Mej. Michelsen. Van deze groeiplaats ontving ik een exemplaar van
den Heer L. Vutck te Leiden, hetwelk op onze afbeelding is voorgesteld. Bij nader onderzoek bleek
mij dat dit niet Lithospermum Apulum kon zijn, en deelde ik mijn twijfel mede aan Dr. J. G. Boer-
lage, onder-Directeur van ’s Rijks Herbarium te Leiden. Aan hem komt de eer der rigtige deter-
minatie toe, en aan zijne welwillendheid hebben wij de détail-figuren onzer afbeelding te danken.
Zie Ned. Kruidkundig Archief, 2e Berie, deel 6, bl. 439.