
^ 7 r ^ . - <TJ.'■ W-fJ\- l -^l
BROIIJS ÏÏIIOLOIDES. Humt. et EtM
Quito-gras. Schrader s Dravih.
Hoogduitsch: Hornschwingel.
Engelsch: Schrader’s Broine Grass.
Bloeit: Julij—Sept. O.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XII. O. II. Triandria Digynia.
Natuurlijk Stelsel: Yasculares Monocotyledoneae. O. Gramineae.
Geslachtskenmerken: Zie Deel I, N°. 41.
Soortelijke kenmerken: Culmo glabro, panicula ramosa secunda. ramis verticillatis, rhachi foliis
glumis paleisque scabris, spiculis lineari-oblongis compressis sub-decemfloris, arista brevi. — Kunth
En. Plant. I, 415.
Halm kaal; bloempluim vertakt, eenzijdig; takken kransgewijs; bloemspil, bladen en kafblaadjes
ruw; bloemaartje lijnlangwerpig zaamgedrukt, ongeveer 10-bloemig; kaijes kortgenaald. — Schenodorus
unioloides Roem. et Schuit.; Festuca quitensis Spreng; Ceratochloa unioloides P. B.; C. pendula
Schrad.; C. australis Spr.; Bromus Schraderi Kth.
Verklaring der afbeelding : a. kelkkafjes; b. onderst kroonkafje met aanhechting der afzonderlijke
bloem; c. bovenst kroonk. doorsnede; d. id. van ter zijde, met vruchtbeginsel; e. id. van achteren;
f. vruchtje van voren; g. id. van achteren; h. id. ter zijde; i. id doorsnede; k. vergroeiing der
meeldraden met het vruchtbeginsel *).
Groeiplaats: Centraal-Amerika; in Europa nu en dan als voedergewas ingevoerd en hier en daar
verwilderd. Het exemplaar op de afbeelding voorgesteld, gevonden in Sept. 1895, op de Stads mestvaalt
te Schiedam, werd ons welwillend aangeboden door den Heer L. Vuyck, lid van de Ned.
Bot. Ver. — In datzelfde jaar is onze plant ook gevonden door den Heer Lako bij de meelfabriek
te Middelburg en door Prof. W. F. R. Suringar op Endegeest.
p) De Heer Vuyck vond deze vergroeiing aan al de door hem onderzochte exemplaren, ook die van het Rijks Herbarium.