KQE L ËR IA PHLEOIDES PERSOON . 1592 .
Ï I H g
K O E L E R I A PH L EO ID E S Pers.
Hoogduitech: Phleum-artige Koeleria.
Engelseh: Phleum-like Koeleria.
Bloeit: Mei—Junij. O.
Stelsel van Linnaeus: Cl. III. Ord. II. Triandria Digynia.
N atuurlijk Stelsel: Vaseulares Monoootyledoneae. Ord. Gramineae.
Geslachtskenmerken: Zie deel XIII, No. 1022.
Soortelijke kenmerken: Culmis saepius plurimus ascendentibus vel erectis, foliis mollis lineari-
bus planis pilosis; ligula abbreviata truncata, panicula spiciformi cylindrica densa saepe lobulata,
spiculis 3__5 floris, gluma inferiore subbreviore angustiore lauceolata, superiore oblonga acuminata,
flosculis breviore, utraque glabra vel puberula, carina aspera, glumella villosa vel glabrius-
eula quinquenervi, saepius tuberculosa breviter bidentata e sinu aristam ea saepius brevioreui
iuterdum brevissimum in flosculis superioribus subnullaui abeunte.
Halmen meestal talrijk, opstijgend of opgericht; bladen lijnvormig, vlak, zacht, met kleine
haartjes; — bindseltje kort afgeknot; bloempluiin aarvormig, cylindervormig, digt, dikwijls verdeeld;
bloemaartje 3—5 bloemig; onderst kelkkafje korter, smaller, lancetvormig'; het bovenste
langwerpig, spits toeloopend, korter dan de bloempjes, beiderzijds kaal of zachtharig; kiel spits;
kroonkafje harig of glad, vijfnervig, dikwijls met twee korto tandjes en in een korte naald uit-
loopend. Pers. Syn. I p. 97, Desf. AU. t. 23; Hees Ie. Gen». Rchb. Germ. f 337. K. brachystachya
D.C., Wilhelmna Caucasica C.Koch, K. Trapezuntium O. Koek, K. Figarei Notar, Festuca cnstata L.
V erklaring der afbeelding: a. onderst kelkkafje, b. bovenst id., e. onderst kroonkafje, d.
bovenst id., (onderste bloem); e. tweede bloem; f. derde onvolkomen bloem; g. onderste kelkkafje;
h. bovenst id.: i. onderst kroonkafje; j. bovenst id.; Jc. bovenst kroonk., dwarse doorsnede.
Groeiplaats: In zandige bouwlanden en langs wegen in Syrië, Arabië, Egypte, Caucasië,
Perzië, Afghanistan, Beloetchistan, Zuid-Eurqpa, Midden-Frankrijk, Istrië, Hongarije, Spanje,
Italië, Noord-Afrika.
Nederland: De afgebeelde exemplaren, gevonden op grasland bij Apeldoorn in Mei 1897,zijn
ons aangeboden door den Heer H. J. K ok Ankersmit aldaar. Waarschijnlijk zijn de zaden met
mest aangevoerd.
___I