
mm
Ml-
SALVIA SYLVESTR IS L. 1572.
SALVIA S Y L V E S T R I S L.
Bosch-Salie.
Hoogduitsch: Wald-Salvei.
Engelsch: Spotted Stalked Sage.
Bloeit: Julij—Aug. 9]_.
Stelsel van Linnaeus: Cl. II. 0. I. Diandria Monogynia.
Natuurlijk; Stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. Ord. Labiatae.
Geslachtskenmerken: Zie Deel IV, No. 251.
SaoRTELiJKE kenmerken: Caulibus erectis adpresse tomentellis, crebre foliatis, saepius in pa-
niculam strictam abeuntibus, foliis oblongo-lanceolatis acute dentatis acuminatis subtus pubes-
centibus, radicalibus basi cordatis petiolatis, eaulinis paucis, superioribus parvis ovato-orbiculatis
acuminatis, bracteis coloratis ovatis acuminatis flore brevioribus. Verticillastris 10 6 floris,
floribus parvis subsessilibus, calycis tubuloso-campanulati labio superiore subbreviore subrecurvo
tridentato, inferiore bidentato, corolla purpureo-violacea, labio superiore inferius superante.
Stengels opgerigt, met aangedrukte viltige haartjes, sterk bebladerd, dikwijls in een opstaande
pluim uitloopend; bladen langwerpig-lancetvormig, met scherpe tandjes, spits toeloopend, van
onder zachtbehaard; wortelbladen aan den voet hartvormig, gesteeld; stengelbladen weinig,
de bovenste klein, eirond-schijfvormig, spits toeloopend; schutbladen gekleurd, eirond, spits
toeloopend, korter dan de bloemen; schijnkransen 10—6 bloemig: bloemen klein, min of meer
ongesteeld; kelken verlengd-klokvormig; bovenlip van den kelk iets korter en naar beneden
gebogen, drietandig, de onderlip tweetandig; bloemkroon rood-violet; bovenste kroonlip langer
dan de onderste.
Deze soort onderscheidt zich vooral door de violet-rooskleurige schutbladen. Jacq. Austr. 212;
Rchb. Icon. bot. 707. Salvia nemoralis L.
Verklaring der afbeelding: cl. schutblad; b. bloem; c. meeldraden; d. nootje; e. fragment
van den stengel..
Groeiplaats: Graslanden; randen der bouwlanden. Westelijk Azië, Siberië tot den Altaï,
Midden- en Zuid-Rusland, Oost-Duitschland, Donaugebied, Italië. Ontbreekt in Spanje, Frankrijk,
België, Groot-Brittannië en Noord-Duitschland. Zeldzaam in Nederland.
Nederland: Op het Pothoofd bij Deventer. Het eerst gevonden door de Heeren J. D. Kobus
en J. W. C. Goethart, leden der Ned. Botanische Vereeniging, in 1886; later aldaar teruggevonden
door den Heer H. J. Kok Ankersmit, L. N. B. V., in 1894. In datzelfde jaar is
zij ook bij Sliedrecht gevonden door den Heer Dr. L. P osthumus, L. N. B. V. Het afgebeelde
exemplaar ontvingen wij in 1895 van den Heer Kok Ankersmit.