
LA P PA INT E RME D IA Rehb. fil.
Middclsle Klis.
Hoogduitsch: Hainklette.
Engelsch: Intermediate Burdock.
Bloeit: July—Augustus. %.
Stelsel van Linnaeüs: Cl. XIX. Syngenesia. O. 1. Polygamia aequalis.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. O. Compositae.
Geslachtskenmerken : Zie Deel XIII, No., 1016.
Soortelijke kenmerken: Elata et robusta, saturate viridis vel saepe purpurascens, foliis inferi-
oribus magnis cordatis leviter remoleque dentatis, infloreseentia racemosa saepe arcuato-nutante,
capituüs magnis leviter arachnoïdeis, junioribus globosis, defloratis ovatis, involucri phyllis
subulatis et uncinatis fermis aequalibus basi rubris, interioribus erectis lanceolatis, achaenio
brunneo concolore quam in L. minor duplo majore.
Hoog en forsch opgroeiend, donkergroen of dikwijls paarsachtig. Onderste bladen groot, hart-
vormig, flauw en verwijderd getand; bloeiwijs trosvormig, dikwijls boogvormig knikkend;
bloemhoofdjes groot, flauw spinneweb achtig bekleed, de jongere bolvormig, de uitgebloeide
eirond; schubjes van het omwindsel priem- en haakvormig, even hoog of hooger dan de
bloempjes, aan den voet rood; de binnenste opgerigt, lancetvormig; nootje bruin, gelijkkleurig,
tweemaal grooter dan bij L. minor. ....
Deze soort onderscheidt zich van L. minor door haar hoogeren vertakten stengel en grooter
bloemhoofdjes; van L. major door haar trosvormige en niet tuilvormige bloeiwijs. Lappa Arctium
intermedium Lange. Arctium nemmomm Lej. Lappa macrosperma Wallr. ^
V erklaring dek afbeelding: Regts een bloeiende tak; links een schetsteekening der geheele
plant.
Groeiplaats : Langs wegen, in ruigten en op woeste plaatsen. Vermeld voor Denemarken,
den Harz, Thuringen, Hannover, Waldeck, Westfalen, Nederland, België. Komt zeker meer algemeen
voor; dikwijls niet genoeg van L. minor onderscheiden.
Nederland : Bij Amsterdam en Piet-Gijzenbrug. Otjdkmans. De afgebeelde exemplaren zijn
gevonden door Mej. A. Ogterop, lid der Ned. Botan. Vereen., te St. Joosland bij Middelburg
in 1892.