
CHORISPORA TENELIA PALL . 1542
CHORISPORA T E I E L L A P A L L
Kleine Chorispora.
Hoogduüsch: Kleine Chorispora.
Engelsch: Purple Chorispermum.
Bloeit: Junij—Julij ©.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XY. O. II Tetradynamia Siliquosa.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Dicotyledonae. O. Cruciferae.
Geslachtskenmerken: Caly^c erectus hasi hisaccatus. Petala unguiculata. Stamina libera edentula.
Siliqua elongata cylindrica, in lomenta ruptilis, apice longe rostrata biseriatim plurilocellata, locellis
monoSpermis cum aliis vacuis saepissime alternantibus. Stigma indistinctum subbilobum. Cotyledones
accumbentes. Herbae habitu Raphani.
Kelk opgerigt, aan den voet met twee bultjes. Kroonbladen genageld. Meeldraden vrij, zonder
tandjes. Hauw lang, rolrond, op de insnoeringen breekbaar, aan den top met een langen snavel, met
vele in twee rijen geplaatste hokjes, die eenzadig zijn, en dikwijls afwisselend met ledige hokjes.
Stempel onduidelijk tweelobbig. Zaadlobben aanliggend. — Kruiden die in houding op Raphanus
gelijken.
Soortelijke kenmerken: Sparsim glandulosa, foliis inferioribus pinnatifidis, caeteris lanceolatis
dentatis, floribus parvis, siliquis tenuiter cylindricis in articulos obscure contractis breviusculis, in
rostrum eis paulo brevius abeuntibus.
Met verspreide - kliertjes bekleed ; onderste bladen vinspletig, de overige lancetvórmig, getand ;
bloemen klein 5 hauwen smal, rolrond, in korte leden saamgetrokken, uitloopend in een snavel
weinig korter dan de hauw. Bloemen dof violetkleurig.
Het geslacht onderscheidt zich van Raphanus vooral door de aanliggende en niet dubbelgevouwen
zaadlobben. Chorispermum ieneüum Brown.
Verklaring der afbeelding: a fragment van den stengel, vergroot; b bloem; c meeldraden;
I hauw; e zaad.
Groeiplaats : In bouwlanden en ruigten. Klein-Azië, Caucasië, Noord-Perzië, Turkestan, Boekhara,
Afghanistan en Beloetchistan, Zuid-Rusland, Kaspische woestijn, Wolga-oevers, Europeesch Turkije.
Nederland. Eerst, sedert kort is dit plantje in Nederland hier en daar sporadisch gevonden. Het
eerst door den Heer H. W. Groll, lid der Ned. Botanische Yereeniging, in het duin bij Overveen in
1890, en in 1892 aan de Houthaven te Amsterdam, door den Heer P. van der Lyn, die zijn
exemplaar welwillend ter afbeelding heeft beschikbaar gesteld. — Ook de Heeren Goethart,
Heinsius en Lotzy hebben de plant in dat jaar aldaar gevonden.