I I
een naauwkeuriy oiiderzoek ran den iiihoud willen wijden. Ik aal inij lliaiis bepalen tot ceiio
korte Termcldiujp Tan enkelo punten die mij de bclangrljkslc sclicncu.
Blz. VI. TCg. 6, Deze S e u t i ri'jt zieh onmiddelijk tot de kwaal van den kranke, wal zijn
hoofd breekt, sy» voorhoo/d doordringt-, syne>t schedel verwoest, onz. DU hoordstuk beiioort
toi de (pcwigligste uit cen taalkimdig oogpunt, om de lange recks ran verscLillcnde tei-meo, die
Jijden cn zickle uitdrukkcn ').
De uitworkingen ynn ziekte-oanbrengcnde oorzaken worden b k . VII. reg, 5 opgeteld: sy
verdoouen de (bloed)va<e», vci-bliiiden, vei-oot'zaken ongeregeldheden in hei vleesch en in al
de leden. Wanneer zijno kwalen bczworeu zijn, d<in rigl de kranke, »Ve>i {soo») van JlenC
sich 0/3, zegt de teksl, als de so«; dau wordl bi j , even als de dooden in de lijkformulicrcn,
met P h r a Tcrceozelvigd, cn vervolgens wordt de zejcnpriial Tan dien god vermeid, re.ijels 7, 8
cn bh, Vl l l . 1 - 5 .
Hei Slot, blz. V!I1. regels 6, C, scbrijft voor, dal de S e n t i over een beeld van P l i r a
moet worden iiilgesproken, dat mcn bij bct lioofd van den zieke plaatst, om de kwalen te
verdnjTon.
Blz- VII!. 7. VerecDzelTiug van bei boofd, de armen en de voeten van den kranke, met
dezelfde deelen rati T um; de schopping cn de door de Tcorzienigbcid bepaalde orde worden
aan dien god toegekend, die den goden hei leven heefl ¿e^eve», die hun hunne hoofden
heefc gegeveii, die liunne halzen heefl geplaatsl, die hun de voeding sijner tvelenschap geschon
ken heefl, die httn de erfelijke oixie heefl gegecen, die hun de luchl heefl gegcven,
cnz. regels 8, 9, blz. IX. 1 (PI. Cl-JH). Hut vervolg is ccnc bezwering tegen kwalen, aldus
eindigendo, IX. 5, 6: Dal geen god, geene godin, geen mannelijke of vrouwelijke geesl,
geen mannelijke of vrouwelijke dood, geen mannelijke of vrouivelijko ta'i, de tnagl hebte,
om de leden van .flen (den sooh) van Ment tot eenige gevaarlijke kivaal te doen vcrvallen.
De twce S c n l i e s , welker lilcls wij blz- IX op bei einde eu X reg, 5 lezeu, liebben ook
nog de pijnen in bet boofd tot ondcrwerp, en leveren nog eens bei bezweringsformuller voor
Lei hoofd en Toor eenige zijner deelen, waarover wij rceds gchnndcld hebben. Jleu bespeurt
ionder moeite dat de tekst van blz. X en Xi betrekking hceft op het Loofd; maar dit is nlet
liet geval met de cerstc regels ran blz. Xt l , waar geliandeld wordt over smarten in de ingewanden.
Wij lesen daar, rogel 3, dat, icantieer hij het hoofdstuk, naar de liiikerzijde ge.
kcerd, over den grond heeß uitgesproken, hij sijne hand op den Iniik plaatst en aijne kii-aal
•mI genez,en.
De in rood geschreven woorden. blz. XIl. reg. 4i, duiden a an, dat men de woorden over een
becld van de jonge Isis moesl tiiltprcken, die elke kwaul in den btäk geneesl; de jonge
I i i s verivekl daar eene frischheid die genezing aanbremjt.
Het zonderlinge formulier dat nu volgl, moest over twce beeiden Tan Tholh worden uitgesproken,
die, met de aangeziglen naar elkander gekeerd, binnen in de hand van den
kranke geteekend werden, (regeb 6, 7). Ofscboon deze opgaaf ¡net de meeste diiidelijkhcid
is uilgedriikt, hecft de sclirijTer Let tocb noodig geacbt, de twce beeiden van T b o t h legen
over elbander er bij tc Tocgen, (Blz. XI I , reg. 7),
Verrolgens vinden wij eenen rolledigen titel: Jnder hoofdstuk om den ^^m in den buik
te doen ophonden. Het formulier bestaat in eene aanroeping van I s i s en N e p h l y s , en berinnert
het verraardigen Tan ecnen amulet, wclks working allernai'efst wordt aangeduid- Dit
formulier moest OTer eene reeks van figiiren worden uilgesprokeii, die aan bet slot worden
aangewezen, en die men op een ligchaamadeel Tan den kranke leekeiien moest, blz, XII. reg. 10.
De S e n t i , die op den laalslen regel dezer bladzijde begint, is cen zonderling gusprck tussehen
I l o r u s en I s i s . Hij werd uilgesprokcn over een stuk van eenige stof, dat bcdekt was
ii.ct figuren van godheden on .mdei-e zii.nebeeldige feeke.is, en dal men in de Land plaalste wo
den persoon diu bilikpijn Lad.
Ilct gebi-uik van de volgendc formulieren (PI. CLIV) ging gepaard n>et Let intien.e,, van
/.eke.-e dranken, blz. Xl l l , regels 3, 5 cnz. Ik bepaal mij tot de aanmerking, dat aan het slol
van een der forniuiiereii, de bczweerder zieh vereenzehigt legelijk met Uo r u . s eu inct S e t ,
de hvoe legen elkander overslaande tormén van het goede an booze, blz. MI I . reg. 9, (PI. CLIV).'
Ik ga de S e n t i e s van de XIV« blz., Toorr.ijdc r an den Papvn.s blz. XII (PI, CL), voorbij,
ohchoon zij zeer beiangrijk mögen beelon, en spoed mij tot het bedrcigingsiormuiier, dal op
de XV" of laatste bladzijde van den tekst, voorzijde blz. XI- .-eg. 5 (PI. CXLIX), voorkomt;
Da hemcl .al niel meer rfe aardo z«l niel meer -Jjn; de vijf aunvullingsdugen .nllen
niel meer zijn; de offer^ aan de goden, beeren vnn J/cliopolis, zullc-n niei meer zijn, ( r e - 6)
AV zal ver:u-akking zijn in den hemel van het zniden; rampen zullen -Jjn in den hcmel
van het noorden; gegil in het binnensle van het graf. ßa ,on zal niel meer sohijnen, de
Mjl zal niel meer wasschen (reg. G); hij zal uitdroogen in zijn jaa,yje/ijde, (reg. 7).'
Deze is de scLihlcriiig van den akeligslcn ommekeei^ van zakcn, die in de verbeeldin" van ecnc-n
Aegj-plenaar kon opkomen; en in der da ad, zlj omvat de plol>elinge .slrcmmiiig van"allc feile«,
waaroj) volgens zrjnc ovei'luiging, de regelmatige beweging der hemelligcliameu, de dienst der
godei>, de i-ust de«- dooden en Let beslaan der leven,len gegrond ware.i. Dil gedoelle vnn den Icksl
iriag wel zec'i' merliwaardig iieelen.
ilaar liel is ook niel op zijn eigen gezag, dat de bezweerder zulke scbrikkeiijke villwerkselcn
bewecrt le zullen doen onlstaan. Jk bon het niet die .preekl, voegt hij er bij 7), ik ben
het niel die den last herkaall; het i. die spreekl, zij is het die hei bevel herhaull.
Do laauie afdeeling van de^.e XV' bladzijde, voorzijde X«, reg. 8, (PI. CXLIX), iseone toespraak
lol de goden, die zieh op het voorsteven ran de zonneboot bovinden. AVIj ontmoelc« h i e r b e i
dc,,kbrcld, dal de ingewandspijnen veroorzaakt worden, dewijl cen spookscl (een manne i p e of
Trouwolijkc dood) er ziel, in ve.sligt. Waar.schijniijk was dit helzolfde gevul met de mee.'ite zickten,
«it iict oogpunt van bovennatuurlijke genezing beschouwd. Het is reods bekond geworden, dat
cen geleerd Aegvplenaar tot de erkeulenis kwam, dat ee.ie AMali^cLe vorslin door eenen boozen
geest werd gekweld, die zieh in Laar ligei.aam gerestigd had, en dat bij die gelegenheid Lei beeld
Tan den god C h o n s cen genezingswonder bewerkle').
Floten CLr—CLt'IH.
I. 319. Papynis mel tekst op beide zijdeii. De lekst van de keerzijde is geheel verseil i lionde van
dien op de voorzijde, en zal afzonderiijk behandeld worden.
Vooi-zijdc, Pli. CLV, CLM. Twee bladzüden of kolommen van zeer dik « b r i n , eenen brief inhoudende
van den Schrijver K c n i a m c n aan den Ka t e n , H u i , van hei hof van R a m s e s II. De
brief bcvat vier onderafdeeüngou, waarvan de drie eerste gee.,c bijzondere belangstelling wekke.u
In de laalste ^inden wij rekenschr.p afgelegd van de uilvoering van cen bevel oml.^ent het levcron
van koren, regg. 14_1U, (PI. CLVI), „ „ « de krijgslieden en de ^periu, die de sleenen aanvoeren
voor den lempel van Phra mn Bamses-J/eriamen, len zuiden van Itlemphi,. Ik herinner
hier wal ik over de -4 p e r in gezegd Leb, bij den papyrus I. 318 =). De brief eindigl, reg. 7,
met Let slol: Kefer senb-ek, vaar/cel.
Keerziide, l'll. CLVII. CLVUI. Twee zeer geschonden biadzijden, (I en IM), en eene nog in
haar gehcel (II), Tan een.- vcivameling s'entie.i legen .schorpioencn die l.ier l a n U r l i u iieeteui'Dc
.schorpioenen wonlen op dezelfde wijzo als A^ » of S a r n a u na in de door ons reeds behandoldo
i t :
') Zic UliCH, .Vifej M £¡/fi>liiai ú
IF. Vt^ Kri«), ou DE SovoC, É l ^
I8SC, 18S7, 1838), l'u. 1853.
•) Zio bovB. bli. 75.
i. Mi BiiIhMg« x u i « ^ 0/ P , ^ V ik, S, S^Uls lUtral^r,
i» bysetiemu app^l^t i la BmHi,u impirkit. (Extr»il du Mrml A.hlift