in hot Musfiiiin to Parîjs bcwaard >), moet ile Aogyplische A'yphi oí Jf in op 4C.5 cenUlÌlers giescLiit
worden. Uuzc uilkoinst Tcrwijdcrt zieh le Ter van liei bedrag; dat door liet ondcrzoek van vaas
328 vcrki-c.'ìcii werd, (laii dat wij ceno pogìiifì r.oiiden dürren waí^en om bel vcrschil le vorklaren,
of lo niiddelen. Er sehkt dus niels anders over dan aan te neinen, dal de inlioudsoiiffaaf op de
Taas ouuaauwkejiriff is, eu ineer doelt op de liooveellieìd xau do slof dio de vaos liad inocleu hihoudcn,
dan op itare wcrkelijke Inlioudsruimtc. Deze TOorondersteUing; wordl des le aamicmelijkcr,
Ìiulicn wij ons herinnereu dat de waarderlng raii den J/in, volgens vaas 228, zoo als wlj boveii
zagen, bijna volkoineu ovei-eenkoint met liei door Dr. scii.uiOT verlu-c/jcn bedrag:; en dal liei gcrin{;
e versoliil, tiisscLen de twce gelallen 1105 beslaande, cene vrij naluurlijke vcrklariii{j: vlndl in
de weinigo wuarscLijnlijklieid, dat do werkmau die do vaas verTiiardigdo, aau zljii werk eene zuivere,
goed af^pitóle niaal lieeft kuuiicii of zelfs willen geveo.
Wanueer wij nu, overeenkomsli-j hot borciistaaiide aannenien dal de Jlin 4C.5 ccnlililers inliiold,
eii die inaat vcr-jelijken uiel de cijfoi-s die wij door bet almelen van eeii çroot aíiiiliil vazeii, beboorende
tot de Ae^yptisclie verzaineliii.'':, verkreffen cu achter de omsohrijTin» van elk nommer vormeld
hebben, dan bevinden wij; dat ceu bakjc of kommelje, n. 180 (l'l. LVI), con ke;jelvoriuÍ-
Taasje of cmmerlje, n. 227 (Pl, LVl l l ) en een vaasjo 11. 230, van den yorin ais n. 228, elk ruim
cenen J/in, een beker, n. 221 (PI. LYIII) ruim cenen lialven Jfin konden bcvatlen; dal een kelk
n. 207. (In vorm çelijk aan n. 21» Pl. LVII), ecne vaas n. 375 (Pl. lAlV} ruim, en cene vaas n,
252 (Pl. Ll\) bencTcns eeiie schenkkan n. 2SS, (¡jelijk in iorni a:in n. 2S2 Pl. L\) on^^veor Iwee
1/in, of Tolyens scumiot, in het aan^ehaalde werk, blzz. 279, 2S0, eencn Djapai/ji of Gapadji,
(de door het Roplisch tot ons ovcrgcbragle naam van cene Acfjyptischc niaat onjfeveer gcli.
ikslaande met de der Giiekcu) inbielden: dat twce andere vaas jes, n. 233 (vor m als 128
Pl. L-MII) en 280 (Pl. L\) 2i Hin malen: dat een bak of bckken, n. 1Ü7 (Pl. LV) on¡;evcer 3
//in kon bevallen: eene vaas 353 (vorm als aô'l Pl. L\I1) en eenc andere 378 (vorm als 377, Pl.
lAIY) 4 lot en 4 lot ûi //iii, naarmale zij of toi den hals, óf toi den rand ffcvuld werden:
cene laas 231 (vorm als 230 Pl. LVIII) 5 //in, cene ¡jrootc balsemvaas, of alabaslron, n 20«
(Torm als 2Ô7 PI. LIX) 5 tot //in, eeiie vaas n. 370 (vonn als 371 PI. LXIV) 3i lot .'> //In,
eene andere, u. 3SI (FI. lAIY) 5 lot C //In; ecp ffroole bekcr n. 209 (PI- LVII) 7è //in; ecnc
^roote drinkvaas, n. 27S, (PI. L\) ruim Sj / / t « , dus Tolffcns scnsnor, blzz. 227—286, en 2!íl,
«ene Ko'-phc of lleili.'je //in: eene groo lo vaas n. 3ü7 (Pl. LXIIl) OJ of 18 /iin, naarmale de
ruimle ^an don wijdcn bals al of niet niedejerekend wordl. lien groolo bak, n. 16i (Pl. I.T) kan
13 l / i n bevallen. Een bakjc of scliotellje op hoogcn voet, in den vorm van een zoulvaasje, 177
(Pl. LYI), twee bckerijcs 223 en 224 (Pl. I.Vlll) eu con balsemvaasje ¡jclijkvormíjr aan 240 (Pl. LIX),
hcbbcn cenen inhoud van yV //in, gclijk slaandc aan eeucn J/na, of de, ook in hiëro{j:Iyphische
opscbriflcn dikwerf voorkoniendc niaal, waarvan volons sciimiut bkz.272—279, 281, van liei aanffcbnalde
werk, IG op ccncn //in pinjen. Een ander bakje of zoulvaajjc ciiidelijk, 170 (Pl. LYl ) ,
kan V^î of 3 àlna bevullen.
Op eenen der scholeLs, 93 ;P1. I . l l ), Iczen wij aan het cinde van bel Liëralisclic opsclirift livee
/lin, deze op.faaf kan echtcr op de inhoudsruimic van den sebo tel niel do eleu, daa
hei dubbel bedraa^t.
Hehalve de / n of de / / i n voor lict mclcn van natie m
nog: Iwec andere malen van denzelfdcn naani voor droo^c
IC inaal ^roolcr, en den kleinen In, of Kopphi (niet le 1
/frooler was dan de / « voor natie waren.
AI jj Spraken liierboveii van het gelijklijdij}; bcstaan on .februik van Iwec slclscls van malen in AeÌÌT^
bezat het Aegryptische inatenslelsel
: den groolen lu, tò "¡v [Ufa, die
met den Kyphi), die 8 inaal
ple. llet cene, dat van de «xroote Jr/abe, was het ondsle, het andere, van de kleine Jrtube,
van lalcren tyd. De Ar labe van Lot eer.slc stond tot die vau hcl Iwcede, al» 4^ tot of als 72
tot 53| Sevlarü (.sciimidt blz. 220). — Hot niuimscblld van ThocIhmes Ui op vaas 328, kun do
•4 il ilrMogf m
meening ;kh Meli-ologg-. Untersuc/i/i. p. 243) ei
iMiflT (GriecM. Papyr. p. 239)
beveslijjen, dat beide stelsels rceds in c n oud tijdperk,
s ondur het XVl lP slamLuis in
Acijypto in gebruik waren.
De Lier afgebeelde vaas 228 was gcLccl en al ledig, zoodat wij 0 in Iren t hetgcen zij vroeger heefl
¡ngehoiideu, in bet onzekere verkeeren. De oTcrblijfsels van lielgeen cenmaal in do twco andere
vazen, 328 en 368, bewaard is geweest, zijn door de llr. p. j . iiaaxmas, sclieikundigo eu apotheker
lo llollerdam, onderzocht. Aan do vriendeliilie welwillendbeid van dien beer, die zieh vroegcr
ook wcl nict het sctieikundige ondcrzoek der in iict Bliiseutn bewaarde verwstoiTcn, balsemi cnzv.
heefl willen belasten, zljn wij do inlichlingen versehulcligd, die wij over den aard van de zelistandiglicdeu,
in nicerdere of mindere hocveclheid nog in do tot <lc verzanieling beboorcnclo vazen aanwezig,
bij de beschrijving vau clk voorwcrp kunncn mededeelen.
il. 220. Albast. \.ms als de voorgaaiide niet bleroglyi)hi-sclic teeken.s, inhoudende een gedcelte van
bei formulier der lijkopscbriflen: {c/oi de God geve) eene goedp u'oning, ossen, ganzen, aan den
bcsliiin-dcr der J\'oor(/e/iJ/ce gewesien, T/iolh. YYij zien uil dil opsciirift, dat de va.is, oorspronkclijk
voor linisselijk gebruik bestcind, laier in een ¡fraf is geplaalst geworden, en dal zij tocn öf
niet cenen balsem gevuld was, öf gedicud heefl ter bcwaring van do gebalscnide inwendige dcclen
^au den overledenen.
De scheikundige ontleding heeR in de overblijfsels der in do vaas nog aanwezige slolTen, eene
organische zelfslandighnid docn kennen, slcrk vau kalk doortrokken, cn eigenschappen bezittendc
vau geoxydeerdc barsaeblige naluur, doch die zieh niet mcl gcnoegzame zekcrbcid tot ccnige hars
laat terug breiigen. Eeiiige teckcns zou<Ien het aanwezen van de eeiie of andoro dierlijke slof docn
vcruioeden; maar vele andere zelfslaudigheden loonen, wanneer zij langen lijd inet de lueht in aanraking
zijn geweest, dezclfdo merklcckcns De kalk schijnt gedlend te liebbcu oui de vaas te sluiten
cn den balsem tegen den Invloed van vocLt cn lucht te bewaren. (l'esc.)
230. ^Ibaft. Y'.iis als de voorgaandc, met de tllcls cn naauischildon van Pharao lic-nien-ehe.
per, Tho
m , uil he tXYl l l ' stamlniis.
De slof, waarvau in de vaas no¡
de vorige vaas. (as.)
jr overblijfsels aanwezig zijn, is v
lüliouclaniaat van eenige andere, aa
n. 2S1. (AS.)
D. 233, (*..)
n. 235
n. 236
n. 233, (A!..)
n. 230 gelijkvormigB viier
Ol aan den liais 2,2 kan,
I.OS ^
i denzelfdeu aard, als die v
210. Ma s i . Y,IS als de voorgaande,
he,„.Te>j{?).
De vaas bevat nog de 0verbiijfsclcn ec
teer kleine brokjes van beenderen.
In eene
Plaat iiX.
met het Liüroglypliiscbe opsohrift v
c Forsliith'oeb-
ler dierlijke slof, met aardc, ziind cn kalk ^
3ngd, c
1 denzelfden vonn, n. 237 bevinden zieh de overblijfselen van ecnc bitumineuse
zelfstandigheid of ecuigeu harsachligen balsem; in cene andere vaas n. 238, eenige vergane houtsplinlers;
op ccno Vierde vaas, insgclijks van denzelfden vorm, Iccst inen con hicroglyphi^cl. opschrifl,
met den voornaam '
koningin Taja.
oíp III uil bei XYIir- stanihuis, e
m andere, aan 240 gclijk»ormig8, vaje
n. 241 (is.), lot den hals 13 <
n, 243 » - 12
n. 244 » . n
n. 248 (i.'£sc.). - .. 2
Dgerhh.. toi den rand 15.
¿49. /ioodachlig-bi-^nne gebakken aarde, met donker bruine lagen. Ta.\s
met een handval, «ijdeu hnls en zonder rand. — Inhotidsr. 8C vingerbh. (w.)
n zijiic V
i gelijkcn 1
i i n i n j T T î T n i t i i i s î i t