» ' • •
Si
wijzcil, die met do woonJen: eeit duhbcl aanvaiijt. Oiigelukkig: is lint vervol<; Tan den lekst
zoo erg bescb.Klîffil, dal aile nndere TerLlar¡ii{¡: Tan dit be^in oiimogelijk wovdt. Blj dat al
kaii dil Hftiidscbrlft, in weerwil Tan zijDcn gesclionden tocstnnd, nog bel Toonverp blij^cii
van cen vrnclitbaar onderzock.
flateu CXX.TI—CW. -X.VIMM.
1.345. Dit Handschrift scbijnt Tan dezclfdo iiaiid als de inboiid is ook Taii {¡elijken tiard,
CD beslaat uit eene Ter7-imel¡n¡» van looTerformidieren. De tek.st op de keerzijde is licl Tcr-
Tol^ Tan dien op de voorzijde.
Toonijdo (PII. CXWI—C.VWIl). De stukken Tan den tekst op platen CXXVl en CSXVil
zijn le gebrekkijj eu te klein, o ni eene rerklarinç loc le la ton; maar er is {jenoeg: van ovcrgebleven,
em de ïckcrlieid te Tcrscbaffon, dat zij van gelîjkeii aard zijn als de hier volgendo.
In G. I (Pl. CX.Wni) Tinden wij cono Tcrvloekiuw tegen do ziekte, die Snmauna geiioemd
wordt (i-egol C), Tolgende op de optelling van Tci-seUillende ligchaainsdeclen, welker werk i ngeii
wonleu anngiKwczcn, en bcpaald ook van do sete»» openingen van h et hoofd. Op regel 8 wijzcn
eenige wo orden in rood scbrift bet geval aan, waariu do bezweriug nioet gebezigd worden.
De Tolgende Senti bceft betrekking op den A^u, maar al de i-cgels vau doze geheele bladzîjde
ziju geselionden, eu dit inaakt eeuo Tertaling le moeijelijk. Op don laalstcn regel en op
de drie ecrslo Tan de Tolgende bladzijde, II. 1—3, kan ik ccbter dit zondorlinge fornnilier
onderscbeiden : (II ij die) de bergen heeft doen tvcgvoereu, hij die de haiideting des man s
uitoefent ah ecn ojfersiler; ju, hij sal de vitwerkinff mn S am aun a ontivorleleì t; ja, inj
zat zijne livee on/iivr/eien, iooivel ah zijnen verderflijkfn invloed, die loi in s!Jn
hart (zonder twijrel bei bart Tan den kranke) is doorgedrongen. Sei cn Anher worden
als goden aangeroepen, blz. II. reg. i. De belangrijke rol van Anher bij looTcrTcrrigtingon
is nit den Papyrits magique Harrís bekenJ geworden,
ría de groote gaping inidden in de bladzijde, lezea wij, regel 8 en Tolgg,: \ al in Uei s(of,
o Samauna; ja opeiil mce vionden, gij valen van Jlen, (soon) van Meni. IFerpí
den Ax'" - « wait t ik spreek niel ¿oí alie soort van valen; tvanl ik spreek
M die valen, die den J% u onlvangen hebben. Ja, gtj suit u - erkeloos (?) op den grond blijven ;
ja, Phra zat ivelen le ieggen - »0 Samauna sierfl" Ja, de Ilalhors -Mllen tvelen le
seggen tot Samauna: »CumíV.'"')
Wij komen op blz. I I I . r. 3 (Pl. CÏXI.V) bij cene zeer groote gaping in den tekít. Op regel 9
begint een nleuwe Senti, waarin de bezweerder zioh beroept c
Tan Sel, den heer des hemeh, die zijn swaard draagi en den sleen van
(dikte? of boogte?) nederslaal. Deze woorden bebolzcn eeue loesiieling op eei
feit uit den oorlog tegen Typbon; de mylLoIogÎscbe steeu, dien of waarop S
gclwijfeld dezelfde, waarmedc in ecn der formulieren van papyrus 343 A^u (
bedreigd worden.
Op het cinde van blz. ÍV ontmocten wij wcderom den god Kaspu
II Uorus en
ïejie elieboogs -
uog onbekend
t slaat, is onzal
K op het
hoofd slaan; ja gij zul t U'andelen op hei pad van hen die lia'spti gedood heefl, <
hen die geloopen hebben voor de vervolgitig van Anker.
Do plalen CXiX en CXXXI bevaltcn slecbts onbeduidendo brokstukkcii. In bei laatstc,
I . blz. I I . reg. 2 (PI. CXXXI), wordt in de met rood ge.cbreyen eerste woordon aanbcvolcn,
bei Toorafgaande forinidier zeven maal iiit te sprcken.
De lekst Veranden voor cenige oogenblikken van aard, cn geeft, in plaals van tooTerniiddelcn,
eenige workelijk genoeskundige Toorscbrifloti, reru, legen zieklen aan de band. Terseli il leiide zelfstandigbeden
worden aangewezcn, als die in bepaaldo Iioevcellicden onder elkander geinengd nioeten
worden. AI de namen zijn lecsbaar. maar ik kan allwu boiiig cn salpcler, (Ii es inen) omlersclieideu.
') Vcrgelijk 2J »W» É)í/tíslo¡fi}m, p. C4. (C. L.)
1. 67, 68.
> begil I weder inet den laatslen rugcl \ dezelt'de II (PI. CXXXI),
waar wij er eeii tegeii bel Tuur ot de oiitsteking annti-effen, die zicb op der ligcbaainadeelen,
sia gebcelen, verloonl, Er gescl.iedl een beroep op de magi van .
bü eeue straloereiiing, waarva,, de tekst bei toonecl in het AegypUsch EIvMum, hei veld van
Aäre,-H<) plaatst, blz. III. reg, 2 (PI. C.VXXM). Eid loovermiddel is Tat, groole kracbt,
waiil bei kau den kerne! bezH'ei'en eu de aarde vernietigeu.
Het bcdroigingsfonnulier .nag zecr zotKlerling huelen: indien hij niel naar woorden
hoorí, zal ik hem de oo^en van Horns niel overleveren, - .al ik hem he! se, - olum van Sel
in deze u - ereld nimmer overgeven ....... enz. Uier U spraak van eeu feit nit den strijd >au
Horns legen Sel , die ons uit bet Üoodeubook reeds bekond is. Günstig of oogunstic Toor
het goede beginsci, wareu de gebenrlei.issen van den Typbousslrijd door de beimlingcn Tan
hot noo.l)ol noodzakelijk geworden. Dil bel gczigtspunt der Aegyptiscbe denkbeclden zou elke
verandering of wijïiging in de» vaslgestelden loop dier gebe.irteiiis, op de, door de voorzieniftbeid
vaslgesleldo be.lemming vai. bel heek.l inbrcuk bebben geinaakt. De met rood gosebreven
woorden. 111. reg. Ü, wijzen aau, dal deze bezwering vier male» moest horbaaid
Eei. laatstc Senti, dio, volgcus de in rood geschrevcn slolwoorden, in bel^tclfde geval als de
voorgaande moest gebruikt worden, begint op blz. III. reg. 6. Uij is cen van de merkwaar.
digslc « i l cei. mytliologiscb oogpuni, dewijl wij er de godin Kannu, de uit Punì (Arabie)
gekomen zustor van den goddeiijken stier llapu (Apis), leeren kennen. De lekst gaal dan
over in eene soort vau litanie, waariu de bezweerder den kranken aanspreekt onder den naam
van ,Uen (zoon) i-a« Älenl, dien wij recds mecrmalen ontmoetlen. Do oorsprong van de
mytho Tan Api=. is ons niel bekend; wij wetcn alleeu dal /.y tot de oiidslo tijdeir opklimt.
In den aangebaalden tcksl kon.en eenige aanwijzingeu voor, die welligt zoudci knnnen dieuen.
De lilaiiio is in de Tolgonde bewoordingeu Tervat: Ik spreek over u, 31 en (soo») van Ülenl
gelijk I'hra over zieh zelven gesprokeii heefl. Ik spreek over « .Ven (soort) van Ment, ge -
Ujk Su over zioh selven heefl gesproken, regels 8, 9.
Helzelfdo formulier wordl voorlgezel mot de namen van de goden Sapti (Sotbis) reg. 10;
Tum (ald); Uorus reg. I I ; Set, reg. 13, Tholh, blz. IV. reg. 1; en de godinuen Isis eu
iVcphtys, regels 2 eu 3.
Keerzijde (PU. CXWI I I -CXXXVI I I ) . In de brokken die de platen CXXXIII, CXXXIV bedekken,
berkent men nog gedcoltens van Senlies tegen A^u gerigt, eu bet slot van eon
genecskundlg voorsehrift, dat eenige zelf,landighcden die met wijn vermeagd nioeten worden
aanwijsl; F. IV. (PI. CX.V.XIV).
Den inlioud van plaat CXXXV beb ik i-eeds doen kennen; inj bevat een dubbel vau een
gcdeello vau den lek.st Pap. 343 »). Hei overige van bet HS. (pll. CXXXVI, CXXXVIl en
CXXXVIII) is ZOO beschadigd eu bedorven, dat men er voor zijne «asporingon geene vaste
uitgaugspunlen in viudeu kan. Men Iren er den A^u weder aan, het »Ven (zoon) van Meni,
de sla>,geti die dooden enz. In II. blz. II (PI. CXXXV II) duidt bei begia van eeueu ziu in
roodc lettors eeueu Sen/i legen de doode beenen a
Î verlamming of be -
roerle bedoelende. Eciie nieuwe godin, rlie den titcl
\ gemahn van Ilorus, wordt
op den laal!.len i-egcl van den jupyrus \ermeld, I. blz. U, (PI, CXXXVIII),
É
i'latei. CXXXIX, CXL.
1. 34G. Drio koloniu.en of bladzijden vau een goed schrift, uil den tyd der Ramessiden. De
[«.pyrus is ZOO goed als iu ziju geheel bewaai'd gebieven, hoeft als liiel, blz. I. reg. l
ri Ol. iün. vcrKhilicrd« vc