3tì
228. ^ÍÍPUJÍ. Groote blaas- of z akvormi^ TI Ì S . waarschijnlijk erediend hebbeude tol hot bewaron
van balscms of Tan Tloeisloffen. Op dcD biiik het hieroglyphisoLc opscbrift Hin SS, d, i, vijf-ett'
Iwinlig malen bij de Aefjyptcnaars //in {^cnaamd. (<s.)
MOS-CD wij nanncinen dat dczo opgaaf de volslrcktc inhoudsniirate der Tnas ui tdrukt , on niet do
hoCTColbeid van de slof, dio «Ij bevat beeft, dau erlangen w'ù cene Trij stellise aanwijzing;, om de
waarde ran de» Acgypli.sclicn Hin, als maal Tan nallc waren, en de OTercenslcmniiii{; dicr maat
mct ojis ticiulccliff slelsel le bepaleu. Mot water gcTuìd bleek de Taas 12,05 kaii (lUers) lo kuiiiien
beTallcn, zoodal de Hin, of JV '«••'H i^'e" '"l'CU'l Sel'Ù'' l « » " " viugerhoedeii (cenliUlren).
Twce audere vaaen van bel Museum, u. 328 PI, L X I , en u. 868 PI. L X I I I , ziju insifelijks voorzieti
ract de opyaaf, óf van bare inboudsruinile, óf vau do hocTeelheid der stolFen dio zij bcTat bebben.
ETcn als de vorigo mot water gCTuld zijudo gaf n. 328 als waarde Tan don Aes7plischen Min 45
Tingerbocdcu, tcrwìjl die waarde volgons deu inboud van 368, in rerband gebragt tot bel daarop
zich bcTÌudende opsclirifl, op 53 TÌngerlioeden gescbat moest wordeu.
Toen wij in 1838, in eeo gcscbrift over de Aepjptische Koningsnamen ' ) , deze uilkomslon bckend
maaklen, Lobben wy de redenen bi jgebragt , die ons nooplcn, om do opgaaf op do kleinsle
der drie Tazcn als de naauwkeurigslc aan le nenien. Daarloe beboorde Toorai , dat zij do lioeveellieid
of don iuboud, niet bijToeging eener breuk, 7i bepaal t : lorwijl de twee andero vazeu alleen
gebeele getalleu vernielden. Daareiiboven beeft de Taas 368 cenen zeer wijdcn bal s , dio waarscliijnlljk
mei ceno dikke laag Tan de eene of ande r e olie- of vetacblige stof geslolen is geweest; Icrwij l
de twee andere vazen slechts mei eeii dun albasteren plaalje gedekt waren, Het is dns ligt te bogrijpen
dat hot verscbii lusseben de wezenlijfce luLoudsruimte, en bel gctal zoo als bet in lict opscbrift
wordl opgcgCTen, bij n. 868 ffrooter kan zijn. Het opscbrift Termeldt 12 Hin. Is de vaas
tot aan don nilersten rand geTuId, dan boudt zi] 6,345 kan; maar er is nieU dat ons I c e r t , of dit
opscbrift welligl alleen Tan de hoeveclbeid der stoiTon spreukt, Traarniedo de Taas gcTuld word, en
zoo j a , of zij al dan niet geheel en al en tot aan den raiid daarmede gCTuld is geweest. ¡Vemen wij
aan dat zij niet gebeel en al gevuld was, dan moelen wij ten mi uste 92 TÌn gerii oeden Tan do inboudsrnimte
der Taas aftrekken, om eene boeTCoUieid ran twaal f Hin le eriangen, elk Taii gclijken inho
«d als dezelfdo maat , wclker waarde wij Tolgeus vaas 32S ten ruimste geuomen, en nadat die tot
aan den uiterslen rand gevnid was , bepaald badclen.
In bet aanbangsel Tan bet genoemde Tverk, bladz. 158, meeQden wij, daar Let TOrscbil tiisscben
de opgaTen Taas 228 en 32S zoo geriog was , met eenige naauwkeurigbeid le kimnen aannemen, dal
de maat der Acgj-ptenaars. niet den naam Tan Hn, Hen of//HO bestempeld, aan oiigOTeer 48
Tìngerhoeden [centilitres) gelijk was; en wij Torniocdden loen, dat wij door do opgaven Tan raas
328 (met IUn geinerkt) lei een g e r j k bedrag zouden gekomen zijn, wannecr wij die Taas gebeel
m al badden doen reinigen, cu eene dikke kalkachtige stof, die Toor bet grootsle gedoolte de binnenzijde
bedekte, liaddeu weggenomen.
Aìij hobben Ihans, nadat de vaas gebeel en al zorgruldig geledigd en gereinigd wa s . de proefnenilng
berbaald, en tol uilkomst gekregen, da l zij, tol aan bet begin van den hals gcTuld zijnde,
3.1 kan inbield, en wanncer zij tot aan den uiterslen rand geTuld werd, 8,28kan, of 3,2 kan, inilien
men Toor bel piatte albasteren deksellje eenige ni i mie oTerlaal. Bijaldien dus de o p g a a f r a n
naauwkeurig is, cu indien zij ons óf de inboudsruirate der Taas, ÓÍ de bocTcelboid der stofTen aanwljst,
die zij, tot aan don bovenrand geTuld, bcTat beeft, dan zou de Hin sleclits aan 4 4 . 1 3 , of iioogslens
54 25 tingerbh.(ceM/i/iVrei)gelijk kunnen zijn. l l ierui t volgi dat met de 1 2 / f i n , die bel opscbrift op
Taas n. 368 vermeldl, die Taas niet gebeel cn al kon gOTuld gewccst zijn, maar dal liun bedrag, uitmakende
1 2 x 4 5 25 TÌngerbb = 5 . 4 3 kan. Dog eene ongCTuldo ni imt c overliet van 01.5 viii-rcrlioedeii;
terwlji do 25 Hin Tan 228 nog mct eene bocTeelbeid van 74 vingerhoeden zonden vermeerderd
moelen worden, om die vaas geheel en al te vullen. Laalstgemelde vaas beeft cene Iniioudsniimlo
Tan 12.05 kan, wanncer men baar tot aan den uiterslen boTCtirand vult, of van 11-67 kan, wan-
>) ìfosumecis £gyptinu portasi <1m legende» rojalu, dati» lu Miu¿u de Lciile, de Loniltca e<
libre» CP AngkUrro ctc. Leide 18S8, 8'.
1. qucl-iu» .1 « coUcclioui pnclicuneer
zjj sleclits tot dáár waar de Lals eeiien aanvangt neeint, geviild wordl. ^eInen wij dit laalsle
gelai aan, dan zou de Hin of j 'j Tan 11-67 kan, gelijk iijn aan 46.68 vingerhoeden, cu dus %hó
vingerhoeden nieer inhoudcu dan de Hin volgens n. 32S berekend.
Dit verschil Insschen de twee berckeniiigcn is le grool oni eene middeling too te lalen. Do blj-
Toegiiig Tan ecno brouk in bel opscbrift op Taas 328 scbijnt, zoo als wij reeds aanmcrkten, een Trjj
stevig bewijs voor de naauwkeurigbeid dier opgaaf le lovcren. Overigeiis zou, indien wij aan dcn
Hin Tolgens vaas 228 cene iiihoudsruinite Tan 46 GS TÌngerboeden goven, do vaas 328 eene boeveelheid
van 3 384 kan moeten bcvat bebben, lerwijl baro grootste inlioudsriiimle slecbts 3.28 kan meet.
Zij zou dns in plaals vau 7J Hin, niel niccr dan boog.sleus 7 Hin kunnon bcTallcii, en bel in liaar
opsclirift Ternieldc getal onnaaiiwkeiirig zijn.
De geleerden die zicb mei navorscliiiigen ointrenl de maten en gewlgten der ouden onledlg geboiiden.
en zelfs zij die mccr byzonder aan bel maaUlelsel der Aegyplenai-en bmine aandacht gewijd
bebben ') sloten bijna alien de inboiidsmaleu bniten den kring bnnncr ondcrzoekingen, of spraken
sleclits ter loops over dit oìiderwerp. Dr. .t. sciiMinr te Berlijii is de eerste die deze mocijeliike
slof mei evenveel geleenllieid als scberpzinnigbeid bcbandeld, en een vollcdig en naauwkeiirig overzigi
geieverd heofl van bet slelsel der inboiidsmalen bij do ondo AogypIcnaren. Zijne rcrbandeling
over dit onderwerp vcrscbecn in hot door Jiein uilgegevcn werk: Die griechinchcn Papijriis-urkiut^
dcn do- Jiorniglichen Ribliolhpk zn Berlin, bladzz. 213—281 In bel Iweede deel der vei-bandeling
beeft Or SCHMIOT bel slelsel der inalen voor natte waren wederom opgelionwd, verkljiard en
loegcliciil. Zicli liondeiide aan dcn kiddraad, dien zijne leer T a n liei Aegyplisciie malcnslelsel in
het algenieen hcm had doen Tinden, en zich grondende op de overeenstemming Tan andere maten,
welker aard en beti-ekking door beni met geiioogzatne zekerheld bepaald waren, geeft de Bei-lijnsclie
gelccrdo eene zeer Ternufligo vcrkiaring van cene plnals, door Plutarcbus {J)e Inde et Oa, 5 op
bet cindc), waarscl.ijnlijk ovcrgenoinen uil een Tcrloren wcrk van don Aegyptiscbcn pricster Mane
Ih o, oi»w de manier om Kijphi ') te berèiden; en beloogt met veel waarschijiilijklieid, dat cene
onder den naain van Kijphi aangeduide Acgypliscbe maat voor natio wai-en diende; dal zij gelijk
wkeuriger te spreken,
was aan den Xesles der iirieken, en den Sextarins der Romeinen, of, o
!ian lì Xesles van het oudere Aegyplische niatenstelsel, cn aan | Xcstes v
lolgens Lei slelsel dat laler
iils weltig in Aegyple aangenomen is geworden; eiiidelijk dal de Kijphi
Il bcidc slelsels, die gclijkn
lljdig in Aegypte in algeineen gebruik waren, do waardo bad ^an 0.623 e
van ons licndeelig slelsd.
f:cn ander zeer belangrijk berigl is ons in eene piaats nit liet, insgclljks verlorcn, gescbrift van
Cleo])ati-a Over de gexvitjlen en malen bewaard gcbleTcìi. Ue/.o plaals, dio reeds in don lekst
van RosEr.Li-M's wcrk, P. i l , ^Ìlonium-Hti civili, T. 11, p. 337, aant. 1, is aaugehaald, kende ik nog
niet, toen ik in 1838 mijn opstel over de drie besprokcn vazen in druk gaf. Ik kon dus toen bel
bieroglypliische woord, dat in do opschriflen der ^azeu den naam der maal uitdrukt, niet mot het
woord In, of'Ivtov, Tcrgclijkcn, helwelk Cleopatra ons doet kennen, als den Aegyptischen naam
van de maat die bij de (irieken Xesles heette, en ik moest niij dus bepalen tot de aanwijzing van
het beslaan eener Aegyptisobe maat, die Hn (Hin, Hen of / / n o ) iieette, ongoveer 48 TÌngerboeden
0.4615 kan {VUets)
(den middeiilerm nagoiioeg lussclien de opgaven van de vazen 328 en 326) inliield, en dus het
meest overeenkwam
Hebraei'rs.
Dr. sruMiDT beefl
van de maal , die nu
agoiioeg lussclien de opgaven van de va;
t den -Xesles der Crieken, dcn Se-vtarius der Uom i den Log der
de aaugehaalde plaats een Trij zeker bewijs geirokken voor de gelijkbeid
iJilfphi, dan weder In of Hin bij de Aegyptenaren genoemd wordt. Yolgens
zijne ondorzoekingen, die gedeeltelijk ook gegrond zijn op de »utkomslon Tan eene naauwkeurige
meling vau zes bronzea vazen, insgelijks uìt Aegypte afkonislig, dodi zonder opscbriftcn, ea
•) JoM»«ii in lijnc Mémoirt ».r U lyilìtif ««njM da aximi É}^piitJU. Dticr. át rKjSplf. Mt}KÍU¡, Mèvuini, '
•) Forieiu^eH anf áim Gtiitli dt> AUtrtìumi. Tb. I. Berlin I8i2. 3'.
•) Zie P.STHtT in cene u«iteekeiúiig op de uit PluUrchw ungehntlde pluU, bldj. 277.
•) Zie OALRNVS Unni. cnp. 10. p. 169. Ed. Kuhn, «trlftw. n»}' Aiiiniiex, i Siili!