(lerdc koorcl zicn wij allccn hot beeld van Os i r i s , op cenc TÌonle dal ran I s i s cn op cene Tijf<le
dal Tnn ÌNeplitys. Op de twecde der vijf koorden zou nien kimncn aaiinemeii dat de scliryver of
teeteiiaar zieh Torffist en te oni-egrl op de zevende plaats Os i r i s door I sis, die thans tweeiiialen
voorhomt, vcrTan^en heeft.
Ilij Lct eerste gezigl zoii men kunuen denken dat deze ffodeni-cekseii eenig; liclit zoudcn verspreiden
OTcr de drie orden of klassen der Aej^rptische ffoden, eii dal zij dai» cene luciiwc bijdras'! zoudcn
IcTereu tot de bouwstoITen dio door Dr. LRPSII-S iu ziiiic hicrbovon, blz 3-4, aaii-fcbajüde Torhaiidoling;,
über den erslen ^pgijpiìscken Gölierkreis, Tcrzüineldenbehandeid zijn: doch dt! vei-;felijkin<;
iiiet de door den Bcrlijnsclicn geleorde bokeiid g^cinaakle rceksen docl zien, dat de »odon cn «jodiiinen
op de de liier bedoelde banden van het Leycische Itliiseiim, naar een ander stclscl, mei ccu
Terschiilend docl cn eeuc andere beleokenis bii<!en;;eToe;;d en ^iran.fscliilit zijn. (AN.)
I. 124. Slaal van KOOUDE» van zeer iijn, rood. bhiauw of geel linneii. iucenjjedraaid.
125—12!). Brokkcu KOORD vau Torschillende soorten, en op ondersclieidene wijzc G'evloclilrn.
130, 131. Stukkon KOORD ran rielvneh ffOTlochten. ( IS.)
132. KOORD TOK boomschors, zccr ¡»rof GCTLOCLLON en iti ccnen kiiop iiilloopeiide. (AN )
134. Slaal Tan een stiik LISSKS, inet i-oorfp, gele cn groene draden groTreven, dio kleine ronde
figtiren nnit gwl hart en oiiilrek op eonen groenen ^rond Tonnen,
135. Leder. .Stuk Tan golocl.ten RIF.SIVJES. (t.N.)
137. Linnen. Slaal van LI.'«! niet roode randen. (AN.)
138. Liwicn. Slaal ran een iisT. van grorere slof en bewerking, zoiider gebleiirde randen. —
Lnng 1.70 Sederi, el. (AH.)
139. 140, Linnen. Slalen vau kleine zw^ciiTELS, n. 141 van zeer fyn linneti.. (AN.)
141. Brons. BIJGPES. (AN.)
142, 143. Brom. N.VAIKAALDEN. (AN.)
144. Brous. lüeine RIJGPKN. (.^W.)
145 /i'oor. KLOSJK om n:aren op tc winden, mot nog een weinijf gnrvn. I?oTcn op liei liieroglyphi.
iche opschrlft van den koninkUjkpn schHjvpr die den heiligen vadcr (eenen priesterlijkeii tilcl)
bemint, Oei. (AN.)
^ 4. VOORWERPEN OP ÜBT DOL'WSN BETREKKELIJK.
I'laat LXXXriMI.
146, Gebakken nar^le. Model van den ingang tot cene grafkamer nict iwce deiircn. Door de
>nid<leiste deur ziel inen binneo in de ¡rrafkainer, tegen den achlerwand leimende cn tot aan den
di-cnipol der deur Tooniit siekende, cene soorl van troon of zelel, aa (vergei, ook de opslandsleekening
opjvan de oor.spronkelijkc groofte b, en de dwarsehe doorsnede c, op de Iijn AB van liei
binnen.stc gedeelle der grnfkamer). In het voorplein zijn verschillende olTerandcn geplaat.st: link^
bij de kleine deur cene lafel waarop drie mulervazpn., en eeiie ilerde van gelijken vorm er naasl op
den grond, een lafcUje (»oor plengollers ?), regtsaf, vorder voorhij den hool'dingang, een kop van
eenen o$; overigen.s nog eenige ledeii van eenen os, brooden enzv.: gcliecl voonian in hcl niiddni,
vier lijkiegeis, of. holgeon l)ij de ruwheid der bewerking ook zeer mogolijk is, vier biindpìn van
zaamgebonden papijniaslpiigds en bloemoìì. (AN.)
Plaut IjXXXIX.
147. 148. BiKSTEENEN van een zeer zaeht, in de zon gedroogd lecm, mcl cen liiiirallscli opschrift
welks karaklers Trij onzekcr cn moeijelijk van de locvailige slrcpen en barslen in de oppervlakto le
onderscheiden zijn. Op regels 2 en 4 ran n. 147, en den laatstcn regel van ii. I'i8 lecsl «nen de
namen van Os i r i s en van Horns . Do loksl van n. 147 seliijnt mei de woordcn: //oofifu/ii/.- rnn
Up aanbiddinz van den hoer van l(! beginnen,
üet is niel zcker dat doze beide Toorwerpen lot boiiwsteenen liehben moelen dienen: liiinnc zaclilc
en vetlige stof zou aan eeno andere be.stemming kunnen docn denken, overeenkomende mel dio ran
ceiie zcepaclitige klei-aarde, waarvau mcn zieh in de Koord-Afrikaansche Statcn en ook elders bedient
om le wassehen. — Lmig 1.55, breed 0.85, dik palmeti. (IN.)
I. 149. I/oui. Zw.iLuwsTiART, gedieud liebbendo toi het verbinden van groote steenen aan een der
gebüuwen Tan Pharao Ro-men-lm<5, S c t h i Mcnephlah I (SETUOS) van hnl XI-\®slamliuis,wiens
Tooruaiiui wij op lict Toorworp Iczon; de naara vau den koning komt roor op eenen anderen zwaluwstaarl,
die geheel van gelijken vorm, logelijk mel den onzen, op de Tcrkoopiiig van de vcrzamoling
van c. D'iTHA>ASi le Londeii in 1837 verkochl en in bei bezil gckomen is van lict Brilsehe Museum.
150. Brons. PLAAT of KLAMP mel Iwee galen, gcdicnd hebbende als zwaluwstaarl, tot het verbinden
vau bouwsleenen, (*s,)
151, 152, Brons. Twee STEI!^NODWKRSILEITBLS. (A.I.)
153. llout. Groot KATROL. (IN.)
154. Brök van cen grof TOHW van palnivevils, nict e
!> SCIIIIIJNWERKER.
155. Brons. BULT JE met hotilen sleel, en een hiöroglyphisch opscLrifl wai
Ile
-cheper van Pharao TLo e lhme s I I I uit bet XVIIP stamimis. (is.)
157, 139. Brons BEITELS met hotUen stcelen, waarop hetzclfdc opscbrift als op n. 155: de ceno
bijtel is met een llimeu zwadilcllje aan den steol bevesligd. (m.)
160. Brons. BEITEC zonder sIccl. (AM )
161. Brons. MES met houlen sloel; op het lemmet hetzelfde opschrift als op 155, 157 cn 159. (AN.)
162. Brons. Lemmet van een SIES. (iy.)
Bjj dcze recks van timmermanswerktuigen bchoort nog eene soorl van dissel, dien wij bij <!e
eerste raugschikking der voorwerpcn onder het gereedsehap van den landbouw hadden geplaalst,
en die op Piaat L.XXX. n. 3 afgebeeld is.
163—165, 168, 171, 173. Brons. SPIJHBRS en gedeelten van spijkers: n. 163 met eoncn kop in
<len Torm van eeu spcrwershoofd, oj) den kop van 164 eene zitlcnde kai.
174. Brons. BoTcugodeclle tau eenen SPIJRER, versierd met liet beeidjeecncr uederiiurkendc ^enus.
Grickscli werk.
Plaat XCr.
175. Brons. SPIJKER. (AA,)
178. J/oui. KLAMP, waarniedo de dek.«el van eene mnmi<}kisl op de kist bevesligd wenl. (AH.)
179—184. B>-ons. MJSKERS tot versiering Tan eenig meubol. Kn. 179, 180 een vrouweohoofd in
den geopcnden muil van eenen olifant, hei zinnebeeld Tan A f r i k a ; n. 181 een hoofd van Ceres of
vau Proserpina; u. 183, van eeiieu Sater , cn 184 eenen Jongon Bacchus. (>n. 179,181. iN., 180. ci.)
Criekscli werk.
185, 187, 188. Brotis. PLAAIJFS gedie
(187. A^.)
Nn. 185 «n m. Griekscii werk.
190, 191. Brons. 1
Griokscli werk.
E al.s beslag of Tcrsicrsel van eeuig mcubelstuk.
19.5. Brons. BEITEL (AN.)
§ 6. BESLDHODWKUNÌ
riaat XCII.
196. Aalksteen. Gedeelle van eene slecncn plaat, waarop con beginnend kunstenaar uit cen zeer
laal t^dperk, zieh schjjnt gcoefend te hebbon. Do omlrekken van de beeiden en hieroglyphen zjjn
s j i
Ì . i S ;
v i - V l H I t f l i u n i l i i T i