• V1-1 'I. 'i» -!!'
160
i
'I
Iii
[I i''
' I
' i
i , i
ü • ,
h' i
: F
. i
' i
MYRIOPHYLLUM, MYRRHIB, NAJAS, NAKCISSUS.
Gewone gagel.
Goegel-Äi.
Hollandsche mirt.
Hopreezen.
Luiskruid-Tii;.
Muisdooni.
Olijfwilg.
Pors-Ächth,
Fos-Tw„ 8aL,,Gr.Z., Ächth.
Posse-Gr.
Posse\bes-Tw,
Possem-Tw?.
Possenböskes-T^iJ,
Fost-Tw,
Piekende gagel.
Riesen.
Rooie palm-é'aZ.
Smeerboompje.
Smeerstruik.
Vloohout-Z.i.
Ylooienkxmd-O.Lr., Tw,, Gr.Z.^ Achth
Wilde olijf.
Posselbos-Tw;.
Oude namen: Gagel (Dod., M.N.), Gaghel (M,N.), Pors(e) (M.N.).
V l a a m s c h e namen: Agelte (B.), Gagel (P.), Hagel (P.), Hagelte (B.).
Myriophyllum L. Vederkriiid.
Duizendblad-iV.O., O.Vel, Gr.Z., TJtr.,
ZM.
Oude naam: Waterdusentbladt (Dod.).
1. Myriophyllum spicatum L. A a r v e d e r k r u i d.
Kroos. !
Vederkriiid-Z.JÎ.
Wateidnizendblad.
MyrrMs Tourn.
1. Myrrhis odorata Scop. Roo m s che kervel.
Dolle kervel-O.Dr., Z.L.
liervel-Tw,
Mirre(kervel),
Plantkervel.
Ribzaad.
O u d e naam: Wilde kervel (Dod.).
2. Myrrhis temala All. Zie Chaerophyllum temulum L.
Roomsche kervel-íFa?.
Spaunsche kervel.
Welxiekende kervel.
Welriekende mirre.
Bearzeroech-íV.
Bearzewier
Najas L. Nimfkruid.
Nimfkniid.
Narcissus L. Narcis.
Morgenster-iV.i.
Narcis ODr., Gr.Z., N.L.,
Du., Seil,
Oude naam: Tydloose (KiL).
1. Narcissus poéticas L. Wi t t e narcis.
Paaschbloem-iV.i.
Tiielroos-Fr,
Tijioos.
Dichtersnarcis-ÄaZ.
EchJe narcis
Kop-en-schotel-Z.í?.
Mooie meisjes-T.
1; =: baarzenwier.
NARDUS. 161
Morgens ter.
Morgens ternen-^c/?iÄ.
Narcis-Gr.
Pinksterbloem--Br.O.
Pinksterlelie-Ty., Br,0., Wal., Z.VL
L.v.H.
Spaansche jenetten.
Sprokkelbloem..
Tielozen-O.Dr.
Tijdeloos.
Witte sis-Crr.
Witte lelie-zyi.
Witte narcis-Gr., Tic,
Witte paas'chlelie.
Witte ieel\oos~ZJi.
Witte tijdeloos.
Sterrebloem-Z.i.
V l a a m s c h e namen: Akefeep (P.), Jannetten (F.), Jennettekens
(P.), Molekens (P.), Narcis' (F.), Finksterbloemen (F.), Sinkjeblomme
(F.), Sinksenbloemen (F.), Sinksenlelie (F.).
2. Narcissus Pseudonarcissus L. Gel e narcis.
Basterdnarcis.
Gele meisjes-Dr.öew;.
Gele narcis-T^i;.
Gele sporkelbloem.
Gele titelloos-T.
Gele tijdeloos.
Gele tijloos-Ä/., Fr., O.Dr., N.O., Sal.,
Velz„ Z.H.
Gewone narcis.
Inlandsche narcis.
Morgenstar-Z.L.
Morgenster-5ei., Z.L.
Paaschbloem-(?r., Z.L., V.B., O.F.,
Goe., Seh., L.v.H.
Paaschelelies-^.i?.
Paaschlelie-W., Br,0., Z.B., Wal,
Z.VL, L.v.H.
Paoschblonien-ylcÄiA.^ Gr.Z.
Sporekelle.
Sporkelbloem.
Sporkelle.
Sprokkelbloem.
Tieloozen.
Titelloos-T.
Titelroos--Fr.
Trompe tna reis.
Tijdeloos-Äi.
Tijloos-Tw;.
Valsche narcis.
Wilde paaschebloem-G^r.
Paaskeblocni-í7r.(irc5íer/í;M;artóer).
V l a a m s c h e namen: Narcis' (P.), Faaschbloem (F.), Faaschblom
(F.), Faaschlelie (P.), Fijpekens (F.), Foïsblomme (F.), Taailoos (F.),
Taalroos (F.), Tijkeloos (F.), Tijloeës (F.), Tijioos (F.), Tuiteloozen
(F.), Zomerxotteken (F.), Zomerzotten (F.).
Nardus L.
Nardas stricta L. B o r s t e 1 g r a s.
Bargegers-i^V.
Bentgras-W.iV.
Blauwgras.
Borstelgras.
Hargers-i>.
Harre--Fr.
Jarregers-Fr.
Oude naam; Oleyn spartum van desen lande (Lob.).
Kleine boender-S¿.
Oldewitten Drjíc^., O.Dr.
Ossekop-J?r.O.
Zwienhóar-Gr.
Zwijnegras.
Zwijnehaar.
H