86 BBLLIS. 37
BELLlß.
Waterboterbloem-Í'r., O,Dr., Sal,
O.Vel, Wat,, Z.VL
Waterranonkel--A^.O., Gr,Z., Utr.,Du.,
Wal
Witte boterbloem-T^^., Z.L., Wal
Püteblomme ^ySch.
Takkenkroos-Waí.
Vaste kroos-Wat.
Wéterblomme-TFa?.
Waterbloempje-Z.i.
O n d e namen: Waterhanenyoet (Dod.), Watarlevercruyt (Dod.).
V l a a m s c h e namen: Palingkraid (B.), ßöit (B.), Waterranonkel
íB.).
1. Batraehium divaricatum Wimmer. Stijve waterranonkel.
Waterboterbloem-A^.i.
2. Batrachiam fluitaus Lam. Vlottende waterranonkel.
Witte boterbloem--Z.Ä.
V l a a m s c h e naam: • Vlotkruid (P.).
3. Batraehium hederaceum L. K 1 i m o p w a t e r r a n o n k e l
Haagboterbloem.
L Batraehiumheterophyllum Wig*. Ongel i j k b l a d i g e waterranonkel.
O u d e namen: Derde waterdiiysentbladt (Dod.), Derde watermillefolium
(Lob.).
5. Batraehium trichophyilum Chaix. H a a r b 1 a d-w a t e r r a n o n k e l
Kikkerbloem.
Eellis L.
f j e.
Bellis perennis L. M a d e 11 e
Bleekveldbloempje-^.Jî.
ßoterbloem-TFaZ.
Corsonwe.
Cm'açousje (de dubbeIe)-TAoL
Djkkopje-D2¿.
Duitjes-O.-F.
Dijkbloempje-^.H.
Dijkblommetje-F.^.
Fennebloem ^yLeeuwarden.
Fenneblom ^yOr. (Westerhwartier
Finneblomke--Fr.
Fintsjeblom-_Fr.
(jrasbloem(pje).
Graskarsoeten.
lnäig-Gr,Z.
Junibloem--Bee¿s (N.II.).
Karsauw.
Karsousjes-ScÄ. (gelcweekte), Z.B.
(idy
Wal{id), Z.B.{id).
Kersoude.
Kersouw(e).
Kersouwke.
Koebloem.
Koebloempje-S¿., Fr.Çoostelijk deel),
Koeblom-J^r.
Koeblommetjes-Sc/i'.
Koeiebloempje-iV.Sei.
Koei eblomme-ScÄ.
Koeienbloem-i^r., . O.F., Goe., Sch,,
Thol
Koeienblommetje-y.jß.
Koeienoog.
Koeienweibloem.
Koeieweiblomme(tie)-Z./i., V.B., Z.B.
Koejebloem.
Koeieblomme-S'cÄ.
1) = Kikvorschbloem.
2) Heeft niety met Curacao te maken Men vindt het woord kersouwe reeds in 1528 voor
madeliefje en voor ,,vrouw." lang vöör het eiland Curaçao bekend was. Yermoedelijk verwant
aan Kerst — Christus — heilig.
3) Fenne = weiland.
m
Koeienweitjes-2.£.
Kou.h\om-Fr.{Grouw),
Koublomke--Fr.
Kouweblom--Fr.
Kransje-TT^aí., Kenm., Z.H.
Kurassauwtje.
Laifkeblom (de dubheUyGr. '
Lamkeblom-J?r,
Landjebloum-írr.
Lanjeblom--Fr.
Lefding-Wa¿.
Lentebloempje-(rr.
Liefkruid.
Luizenlirakers-íFaí. (de duhbele)
Maagdelief.
Maagdelieve.
Madelief. i)
Madeliefje-yZie., O.Dr., N.O., Sal,
Velz., Gr.Z., W.Fr., Wat., Utr.,
Z.H., Dil, Sch., Thol, Wal,, Lv.H.
Magdeliefje.
Malietje-T^í;.
Marg(e)riet.
Margriet]e-T/¿o¿.
Mariabloem-^c/^'¿/^.
Mariénbloempje-Tií?.
Mayzoetje.
Meelzoáfjen-iV.yeí.
Méélzuuntjes-^c/¿¿/¿.
Meibleumkes-Tw;.
Meibloem-W.-Fr.
Meibloempje-SaL, Wat., Z.H., Wal
Meibloempjen-jy.yeZ.
Meizaadje.
Meizentje-iV.-L.
Meizentjes-T^í?.
Meizoentie->SaZ., Velz., Gr.Z., L.N.,
L.vM.
Meizoetje-iV.i., Z.L., Wal
Meizöntje-Twj., Sal, Gr.Z,
Meizoompje-O.Dr.
Meizötjes-Z.i,
Meizuivertje-O.Dr.
Meiznuntje-N.Bet., Ly.
Meliefje.
Meliefke-(?r., Wal
Melkbloemetie(s)-Ty<x¿.
Mèrzeudje-iV.i.
Mettelieve.
Paaschbloem(pje)-Z.H., Br.W.
Pannekoeken-O.Dr.
Pinksterbloem-Zíerífc^ee.
Schapebloem-i^r.
Schapebloempje-Äi.
Schapenbloem--Bee¿s, Ileer-Hugowaard.
Schapenbloempje-í'r. (westelijk deel).
Schepeblom-Zewm.
Schepfleur-í'r.
Skeipeblom-Ty.jFr.
Skieppeblom-jFr.
Sukersousjes-Z.yí.(íZe gekweekte).
Tuintjesbloem-íít¿.
Veldbloempje-Tyaí.
Veldebloemetje-T.
Veldebloempje-T^r.
Ve]djebloem-Gr.
Velderbloempje-T.
Vennebloum-írr.
Weejeblnmke-Z.i.
Weibloempje-Z.i, Wal, zyi
Weiblommetje(s)->Z^.JS., Z,Yl
Weidebloempje.
Weienbloem-Z.jC.
Wit zonnebloempje.
Z.L., Br.O., Amsterdam, Utr., Wal,
Voor B. perennis var. prolifera. Kloek met kuikens. Kloek met kiekens.
Twaalf apostels.
O n d e namen: Carsoiiwe (M.N.)^ Cleyne madelieven (N.H.), Oorsoude
(M.N.), Edelbloem (Hond.), Kersoude (M.N.)? Kerssouwen (Dod.,
Kil.), Maddelleue (KiL), Madeliefcruit ((Ï.H.), Madelieue (Kil.),
Madelieven (Dod.), Madelievencruit (G.H.), Madesoete (M.N.), Maetebloeme
(Kil.), Maetelieue (Kil.), Margrieten (Dod.), Matelieue (Kil.),
Matelieve (M.N.), Medesuete (M.N.), Metelieve (M.N.) Metelive
(M.N.), Metsutbloeme (M.N.), Sinte Pietercruyt ((Î.H.).
1) Made = weiland.
• m'
Si:1 •• h < ••
r ?
i], •'
1