ipa ANA S , Ti f toRNÜ B E R G - E E N D .
Woord: want Brake by de Engelfchen het Mannetje van een Eend betekent, even als by ons
Woord. Ook noemen zy deezen Vogel wel Burma-Duck, dat is Hol of Holen-Eend, we-
gens zyn neftelen in de Loopgtaven der Konynen. De oudfte naam is Vulpanfer, afgeleid
van het Grieksch Chenakpex, hoedanig men hem reeds by A r is t o t e l e s getyteld vindt.
K l e in wi l , dat dit daar van komt, dat hy in Holen, gelyk de Vosfen, neftelt; maar A x i a -
k u s leidt het af van zyne loosheid, zo in zig tegen de Roofvogels en wilde Dieren te verdedi-
een als inzonderheid, van zyne Jongen te befchermen. „ Hy dwarrelt, zegt hy, voor dezel-
„ ven heen, e(i gejäftze dus tyd om te ontvlugten, ftellende inimddels zyn eigen L y f voor ’t
& Schot van den Jaager btoot”. Dus leidt men ’er een byzonder Voorbeefd af, van Kinder-
liefcle. By G e snerus fchynt hy, eenvoudig, door den naam van Z e e - E e n d (Anas maritime?)
bedoeld te zyn. Men becrekt hier ten onregte den Brandgaas , dat is B r a n d g a n s , van C lu s iu s ,
welke weinig gelykt, -en de Helfunger-Gems van dien Autheur, welken B risson hier t’huis
brengt, behoort tot de Rotganzen. De gewoone naam is B e r g - E en d . By de Duitfchers,
alwaar hy op Vischryke plaatfen, inzonderheid aan de Ooftzee, doch binnenslands in de Menagerien
voorkomt, heet hy Berg-Endten of Fishtreiher, dat is Vifchdryver, wegens zyn verilinden-
den aart. •
B E S C H R Y V I N G,
De A f beelding, met de uiterfte naauwkeurigheid naar opgezette voorwerpen getekend, ver«
. toont hem hier Levensgrootte. Men ziet daaruit, dat hy bülyk een fehoon gekkutde Vogel (*)
genoemd mag worden. De Man verfchilt 20 veel niet van het Wyf als, by de Pylftaart-Eenden.
Hy is meeft door de Grootte onderfcheiden, en door de hoogroode Kwab op zyne Neus.
Den zo aanmerkelyk opgewipten Bek, in ’t Eenden- en Ganzen-Gellagt zq zeldzaam, heb-
ben zy beiden. En dus paft ’er ook, in ’t algemeen, de bepaaling op, Van den Ridder, die
hem noemt, E en d met een opgewipten Bek, het VwrhooßJamengedrukt, den Kop groenachtig
zwart,: het. L y f viit met flakken
Het Mannetje van den Berg-Eend heeft ten vollen twee Voeten langte en is veel zwaarly-
viger dan het Wyfje. De Bek is derdhalf Duim lang, de Staart vier duimen, de Voeten,
van Vederen ontbloot, twee Duimen, gelyk ook de middelfte Vinger; de twee anderen zyn
wat korter, allen met een Vlies famengevoegd. De Wieken, uitgebreid, hebben meer dan drie
Voeten vlügts: toegeflagen bedekken zy het grootfte gedeelte van den Staart. De Bek is
geel-
(*) Belle pifla Avis, Kwin Qrd; (f) Anas Rofiio fimt, Fronte compArvtß.a p, .C a'1p3i0te; nigro virefe' ente, C‘o rpore albt vanegato. wrT L inn. Sylt. Nat. XIL p. 195.