lu k t, zoodat die wol nergens anders toe kan dienen, dan
tot vulling van bedden en matrassen. Behalve de gewone ,
hier gekweekte graansoorten, kunnen ook eenige andere Gra-
mineae, bij gebrek, tot voedsel dienen. Zoo wordt, onder
anderen, het zaad der Glyceria fluitans (Vlotgras) dikwijls in
eenige streken van Duitschland verzameld en tot voedsel gebruikt
; terwijl op Ysland van de zeer fijne zaadjes der Arundo
arenaria (Helmriet), bij hongersnood, een goed soort van brood
wordt gebakken (*).
Eenige Poa (Beemdgras), Enodium coeruleum (blaauwe Een-
knoop) worden als doorstekers van tabakspijpen verkocht. Het
zaad van Phalaris canariensis (Kanariegras) is het voedsel voor
de kanarievogelen. Dit laatste wordt echter niet uit den wilden
staat verzameld , maar wordt dikwijls , met goeden uitslag, op
het Bildt en elders aangekweekt. De Phragmites communis (dek
Ruisriet) wordt in menigte gebruikt tot dekking van molens,
boeren schuren en kleinere woningen op het land, zoodat het
op sommige plaatsen, als b. v. te Veenwoudsterwal, een niet
onbelangrijk handelsartikel is. Bovendien verschaffen de bloemen
van zeer vele planten en boomen aan de nijvere bijen de
stof, waarvan zij de honig en het was bereiden, en ook in
dit opzigt zijn vele gewassen van groot n u t| terwijl, eindelijk,
de asch der verbrande gewassen tot het bereiden van Potasch
en Soda kan worden aangewend. Tot het bereiden van potasch
zoude voornamelijk kunnen dienen Tanacetum vulgare (Reinvaren)
, Urticae (Brandnetelen), Artemisiae (Alsems), Fumaria
officinalis (Duivenkervel) , Rumices (Zuring) , Cardui (Distels)
eu meer anderen. Daarentegen kan uit eenige strandplanten,
zoo als Atriplex (Melde), Chenppodium (Ganzevoet), Cochleariae
(Lepelblad), Glaux (zee-melkkruid), Salsola (mikkend Loog-
kruid) Zostera (Zeelint) en Salicomia (gelede Zeekraali de Soda
worden vervaardigd.
( - J M e i j ü n , Grundriss der Pflanzengeugrapiue , s. 250.
VERGELIJKENDE TABEL
TAN DE FAMILIEN, DE GESLACHTEN EN SOORTEN DER N00RD-
NEDERLANDSCHE EN FRIESCHE GEWASSEN.
N°.
NAMEN
DE& NATUURLIJKE
FAMILIEN.
N. NEDERL.
GESL. |SOORT.
FRIf
GESL.
SSLA.ND.
SOORT.
1 Ranunculaceae . . . . . 12 31 8 18
2 Berberideae............................. 1 1 1 1
3 Nymphaeaceae . . . . . 1 2 1 2
4 Paveraceae 2 5 2 4
5 Fumäriaceae . . . . . 2 5 2 5
6 Cruciferae ............................ ... 21 62 17 34
7 Cistineae . . . . . . . 1 1
8 Violaceae . ............................. 1 11 1 5
9 Droseraceae............................ 2 3 1 2
10 Polygaleae . . . . . . . . 1 3 1 3
11 Carypphylleae . . . . . 15 51 10 30
12 Lineae. . |............................. 2 3 2 3
13 Malvaceae. . . . . . . 2 6 2 4
13* Tiliaceae............................ ..... 1 2 1 2
1 4 Hypericineae . . . . . . 1 9 1 7
15 A c e r in e a e ............................. 2' 3 2 3
16 Geraniaceae . . . . . 2 13 2 8
17 Balsamineae....................... ..... 1 1 1 1
18 Oxalideae.................................. 1 2 1 2
19 Celastrineae . . . . . . 2 2 2 2
20 R hamneae............................. 1 2 1 1
21 Leguminosae . . . . . . 18 57 11 27
22 Rosaceae . ............................. 16 45 14 27
2 3 Onagrariae............................ 4 11 1 7
2 4 Halorageae............................ 4 7 3 5
2 5 Ceratophylleae . . . . . 1 2 1 2
2 6 Lythrariae . . . . . . . 4 5 3 4
2 7 Cucurbitaceae . . . . . . 1 2 1 2
28 Portulaceae ............................. 2 3 2 2
2 9 Paronichieae............................ 4 5 3 4