gen, waarvan de naamsoorsprong is af te leiden. Erica Te-
tralyx, en vooral E. vulgaris, maken den voornaamsten plantengroei
op onze heidevelden en hooge veenen uit 5 Empetrum
nigrum is , wel is waar, op de heide te vinden, meer algemeen
echter op de hooge vèenen, en vereischt steeds een veenach-
tigen bodem tot derzelver ontwikkeling. Gentiana Pneumonanthe
mag te regt het sieraad der heide heeten, en wisselt het eentoo-
nige af door hare schoone blaanwe blokvormige bloemen ; terwijl
Exacum jiliforme, ook tot de natuurlijke familie der Gen-
tianeae behoorende , op vochtige plaatsen als de kleinste pha-
nerogamische plant zich kenschetst; Pedicularis sylvatica groeit
hier vrij algemeen op heidevelden; Myrica Gale, op veengronden
t ’ huis behoorende , vindt ook op de , in de heide verspreide,
veenpiassen zijnen natuurlijken bodem weder 5 Salix repens, S.
capraea en S. fusca, de dwergen onzer hoornen , zijn heidebe-
woonsters en de eenige Salices, welke men hier als geheel inlands
kan beschouwen. De schoone Orchis latifolia* vinden
wij op alle heidevelden; daarentegen Orchis hifolia slechts in
menigte óp de heide bij Makkinga en daaromtrent, minder
algemeen op de Bergumer-heide ; welke fraaije plant, met geelachtige
bloemen versierd, a door hare welriekende geuren, de
Vanille evenarende, ons bewijst, dat niet alle sterk-riekende
gewassen ons ontbreken en niet uitsluitend aan de heete gewesten
eigen zijn. Narthecium ossifragum vinden wij slechts op de
heide ; terwijl eindelijk eenige Jimcaceae, Carices, Eriophora
en Gramineae, welke tevens op andere diluviale gronden worden
aangetroffen, ook hier aanwezig zijn.
X ANM 9E E AN V EN , ( E t n n t a e e tr e ittir itte .)
Behalve de reeds opgenoemde gewassen , welke in de Duinen ,
Bosschen en op de Heidevelden en Hooge veenen voorkomen,
hebben wij nog eenige op te geven , welke slechts op zandgronden
in ’t algemeen worden gevonden , waartoe belmoren |
Chelidonium majus, alle species van Spergulae , Hyperica, Ge-
nisiae , Scleranthi, Sedum Telephium , reflexum, saxatile, He-
racleum Spondylium , Scabiosa süccisa, Carlina vulgaris, Campanula
rotundifolia, Jasione montana, Thymus Acinos, Galeopsis
achroleuca , Carex arenaria, C. intermedia , C. stellulata en eenige
anderen.
PIKANTEN OJP STjEEJVACMfTIGJE JEN WOESTE
JREAATSEN.
(JRt. snaentites, n e tte r tiïe s .)
Bij deze opgaven hebben; wij dan den groei dier planten nagegaan
, welke door hunne verschillende standplaatsen ons hebben
bewezen, dat niet alle, aan dit gewest eigene, gewassen
door geheel de provincie heen worden aangetroffen , maar dat
ieder hare afzonderlijke standplaats,, haar eigenaardigen bodem
vereischt. Behalve deze treffen wij nog eenige weinigen aan,
welke noch in of bij het water , noch op het land groeijen ,
maar zich het liefst schijnen te ontwikkelen op oude muren,
of op steenachtige plaatsen, zoo als de Linaria Cymbala-
r ia , Sedum acre., S. saxatile en Sagina procumbens. Anderen
wederom vindt men veel op oude daken van huizen (plantae
tectorum) , zoo als Sedum Telephium en Sempervivum tectorum,
welke laatste hare soortelijke naam daarvan zal hebben ontleend.
Wij gelooven evenwel niet., dat dezelve zulk eene standplaats
zal verkiezen, maar dat ze zoo geheeten wordt, omdat het bij
de landlieden gebruikelijk is , deze plant op de daken hunner
met riet bedekte huizen te planten.
WOEMtEREÉANTEN. ( E lu n tn e ititraaitiene.)
Eindelijk zouden wij hier die gewassen moeten vermelden,
welke nooit in of op den bodem, maar altijd op andere planten
voorkomen, hetzij op den stam of de takken der boomen ,
zoo als Viscum album en diegene, welke zich op en indewortels
vooral van boomen ontwikkelen •, e n , schijnbaar uit den
grond voortkomende, evenwel in die wortels voortgroeijen, zoo
als de Monotropeae, Lathraeae en de Orobanche’s , welke allen
met den naam van w a r e Wo e k e r p l a n t e n (plantae parasi-
ticae verae) worden bestempeld. Dan , niettegenstaande wij dikwijls
op die plaatsen, waar wij dezelve menigmalen in andere
landstreken hadden aangetroffen, naauwkeurig hebben gezocht,
is ons dit nooit gelukt ; zoodat voor alsnog in dit gewest geene
ware zigtbaar-bloeijende woekerplanten, behalve de drie soorten
van Cuscutae, als inlands kunnen worden opgenoemd.
Dat er vele bedekt-bloeijende gewassen op boomen en andere
planten ook in deze provincie voorkomen , behoeft wel geen
betoog. Wij kunnen dezelve, als niet tot ons onderwerp behoorende
, echter thans niet vermelden. Dat er eindelijk, zoowel
op oude wilgenboomen als op andere vreemde plaatsen,