den, en eindelijk Eriophorum angustifolium en E. gracile op
de sqhrale en vochtige klynlanden.
Al deze planten zijn slechts, als het ware, meer of min
toevallige medebewoonsters der weiden, wier hoofdzakelijke
plantengroei de verschillende Grassoorten of' Gramineae uitmaken.
Moeijelijk, intusschen, zou het zijn eene volledige opgave
te geven van al de onderscheidene grassoorten, welke in deze
provincie in de weilanden voorkomen. Immers de meesten
derzelve zijn door het geheele land verspreid. Enkelen zijn er
evenwel onder die menigte, welke zich van dezen algemeenen
regel uitzonderen en steeds eene vaste standplaats hebben?, hetzij
op de duinen en dorre zandgronden, hetzij in de bosschen of
op veenachtige landen, hetzij, eindelijk, aan de zeekusten. Al
de overigen treffen wij op de weilanden aan, de eene in meerdere
, de andere in mindere hoeveelheid; deze op de k le i,
gene op zand- of veengronden. ) De meeste soorten komen
evenwel op alle gronden voor, waarom wij hier weinige uitzonderingen
kunnen bijbrengen; te meer, daar wij ons slechts
bij het kruidkundige gedeelte zullen bepalen, en ons met
geene bijzonderheden, meer den landbouw betreffende, te
dezen aanzien kunnen inlaten ,, waarom wij den lezer naar eene
zeer belangrijke verhandeling over dit onderwerp van den Hoog-
leeraar van hall verwijzen (*). Op de meeste en wel vooral op
klei-weilanden treffen wij dan aan: Phleum pratense -j- *, Festuca
duriuscula, F. rubra, Lolium perenne -j- §, Dactylis glomerata * ,
Poa pratensis * j-, P. trivialis \ , P . serotina , P. annua , Agros-
tis alba , A. vulgaris , ; A. diffusa , Alopecurus pratensis § , A.
geniculatus , Schenodorus pratensis j- $ , Trisetum flavescens § ,
Bromus mollis, B. racemosus * , Cynosurus cristatus § , Arrhena-
terum avenaceum* - j - Hordeum pratense § j - , Holcus lanatus,
Agropyrum repens.
Op lage klynlanden vindt men vooral: Festuca elatior, Poa
annua, Anthoxantum odoratum, Phleum pratense* , Alopecurus
geniculatus, Trichodium caninum, Agrostis alba, A. vulgaris f*.,
Hierochloa borealis, Holcus lanatus, Rhynchospora, Scirpus caes-
pitosus , Eriophora, Carices.
Op zand-weilanden worden meestal de volgende grassoorten
aan getroffen: Anthoxantum odoratum, Trichodium caninum,
(*) Over de vorming der Graslanden in het algemeen en over het gebruik
van het Raygras (L o l i u m p e r e n n e ) tot het aanleggen derzelve; gedrukt
in de Bijdragen tot de Natuurkundige Wetenschappen , verzameld door H. c,
VAN h a l l , w. VBOLIK en G. j . MULDER , 3de deel, 1838.
Agrostis vulgaris*-\, A. alba, Phleum pratense* , Arrhenaterum
avenaceum * , Poa pratensis, Holcus lanatus, H. mollis, Festuca
ovina, F. rubra, Lolium perenne § , Bromus mollis; terwijl,
eindelijk, Alopecurus bulbosus , Poa distans , P. maritima, Hordeum
pratense § , Agrostis alba en eenige andere, veel op die
landen, welke aan zee gelegen en eenigzins ziltig zijn, worden
gevonden (*).
PJLANTKN AAN niE WJEd-JEN*
( vintietKt.)
Eenige gewassen, ofschoon ook op andere plaatsen voorkomende,
schijnen voornamelijk aan de wegen te groeijen, en
ook hier is de aard van den grond wel* de voorname oorzaak ,
dat op de klei wederom andere planten dan in: de wouden
worden gevonden.
Aan de kleiwegen treffen wij dan aan : Sisymbrium Sophia,
Trifolium fragiferum, T. procumbens, Medicago lupulina, Pas-
tinaca sativa, Daucus Carota, Aegopodium Podagraria , Sonchus
palustris , Tragopogon porrifolium (zelden), Inula Brittanica,
I. dijsenterica, Tussilago Petasites, Senecio Jacobaea, Matricaria
Chamomilla, Lamium album, vooral Polygonum aviculare
en eenige anderen; terwijl aan de wegen in de wouden meer
voorkomen : Chelidonium majus , Thlaspi bursa-pastoris, Draba
verna, Erysimum Alliaria, Viola canina, Hypericum humi-
fusum (zelden), Lotus corniculatus, Vicia Cracca, Rosa canina
, Agrimonia Eupatoria, Geum urbanum, Sedum Tele-
phium, Heracleum Spondylium , Glechoma hederacea, Euphrasia
odontites , E. officinalis. Eenige anderen, zoo als Malvae, Arctium,
Tanacetum, Plantago major en P. lanceolata, vindt men
op alle wegen ; terwijl ook hier de grassoorten van naburige
weiden gevonden worden. Het is gewis zonderling, dat de zoo
even opgenoemde gewassen de wegen als groeiplaatsen verkiezen,.
en zelden , of ten minste in zeer geringe mate, op de
daar naast gelegene landen aangetroffen worden, De vermoei
delijke oorzaak is zeer moeijelijk te vinden. Welligt dat de
bodem der wegen, welke men als een meer gemengden grond
kan aanmerken, hiervan de oorzaak is, of dat juist deze gewassen
niet zoo spoedig als anderen , welke op de wegen ook ontkie(*)
De talrijkste soorten , op de landen voorkomende , zijn geteekend met j-
die gramineae , welke het best geschikt zijn tót hooiland , met * , en d’e voor
weiland met §.