onderzoek zal het meer en meer bevestigd worden, dat ons
vaderland, hoe klein dan ook, zijne eigene schoonheden, zijne
eigene merkwaardigheden bezit. Tot dat onderzoek, vooral wat
onze kennis der plantaardige voortbrengselen betreft, hebben
reeds velen bijgedragenj en sommigen hunner verdienen
met alle regt als de grondleggers van onze Flora genoemd
te worden. Niemand althans zal aan de gorter en van
hall dezen naam weigeren. Door vlijt en geleerdheid bragten
zij alles bijeen, wat, tot op dien tijd, door anderen was verzameld
3 door eigen onderzoek en oordeel breidden zij dien
schat uit en louterden hem. Vooral mogt het den Hoogleeraar
van hall, hiertoe door menigvuldige bijdragen in staat gesteld,
gelukken, eene Flora van Noord-lVederland zamen te stellen,
welke gewis zeer volledig is te noemen, al is het ook, dat niet
alle gedeelten van ons land, en iedere provincie in ’t bijzonder
met die naauwkeurigheid zijn onderzocht, als wel vereischt
wordt, indien men eens een volkomen geheel zal willen zamen-
stellen. Ook de provincie Friesland, welke echter meer dan
andere naburige streken tot dit werk bijdroeg, liet te dezen
nog veel te wenschen overig. Immers, tot dusverre werd het
werkje van onzen beroemden landgenoot david meese niet vervolgd
, en behalve eenige groeiplaatsen in de Noord-Nederlandsche
Flora en in de Flora Batava vermeld , is hierover niets naders
in het licht verschenen.
Eenige kruidkundigen hebben evenwel, de een meer, de andere
minder, deze provincie van tijd tot tijd onderzocht en de
kennis onzer in het wild groeijende gewassen zeer veel uitgebreid.
En onder deze was meese : wel de eerste, d ie , na dit gewest
grootendeels te hebben onderzocht, eene Naamlijst vervaardigde
van die gewassen, welke hij in het wild gevonden had.
Omstreeks dien zelfden tijd beoefende murr van phelsum , een
vriend en tijdgenoot van meese , Med. Dr., eerst te Bolsioard en
later te Sneek, de Kruidkunde en de kennis onzer inlandsche
gewassen ; maar noch van hem , noch van j. stinstra , Med. Dr.
te Harlingen, die zoowel de Kruidkunde als de Geneeskunde
met vrucht beoefende, zijn er eenige berigten of bijdragen ter
onzer kennis gekomen. Eenige jaren later doorreisde david de
gorter en FREDERic rainville een gedeelte dezer provincie , en
vonden in dezelve eenige nieuwe inlandsche planten.
In het begin dezer eeuw ondernam vervolgens Mr. d. h.
beucker andreae de in het wild groeijende gewassen te verzamelen
, nadat hij zich alvorens met ijver op de Kruidkunde
had toegelegd. Menigvuldige reizen door schier geheel het
gewest stelden hem in staat eene belangrijke verzameling dier
planten te verkrijgen, en een Herbarium zamen te stellen ,
dat thans, na zijnen dood,, bij ’s Rijks Athenaeum te Fra-
neker berust. Deze verzameling, mij door den Hoogleeraar
cl. mulder goedgunstig ten gebruike afgestaan , was bij de
langdurige beoefening van de Friesche Flora voor mij eene
voorname bron. Eenige nieuwe Friesche planten en vele nieuwe
groeiplaatsen vond ik daarin vervat , zoodat ik andreae als
een naauwkeurig kenner van onze. Flora uit zijne verzameling
heb leeren hoogschatten. Na andreae waren het de
Hoogleeraren cl. mulder en c. a. bergsma , destijds Med. Stud.
te Franeker, welke het getgd onzer inlandsche gewassen met
eenige nieuwe verrueerderden, en eenige nieuwe groeiplaatsen
van reeds bekende soorten opgaven, terwijl ook nog andere
beoefenaren der Kruidkunde, later eenige bijdragen leverden.
Vervolgens bereisde de Hoogleeraar h. c. van hall een groot
gedeelte van Friesland, en ook aan hem hebben wij vele belangrijke
bijdragen te danken. Al meer en meer nam nu de beoefening
onzer inlandsche gewassen toe, die langen tijd, als in
eene doodslaap verzonken, slechts door enkelen werd bearbeid
, zoodat wij onderscheidene zouden kunnen vermelden,
die met ijver de kennis van onze Friesche planten uitbreidden.
Ik heb echter gemeend derzelver namen niet allen hier opzettelijk
te moeten vermelden, vermits zij hier en daar in de
Naamlijst der planten zelve voorkomen. Vooral echter onderzochten
a. l. de grient dreux en TH. spREE, Philos. Nat. Candd. aan Fries-
lands Athenaeum , verschillende, tot hiertoe nog onbezochte,
streken van ons gewest, en deelden zij mij welwillend belangrijke
bijdragen te dien aanzien mede. Eindelijk, heb ik , zoowel
alleen, als in gezelschap van mijne vrienden e. bloembergen
en t . T. HiNXT, Apothekers, de meeste plaatsen in deze
provincie bezocht, en dit onderzoek heeft mij niet slechts ge
strekt tpt uitbreiding van mijne Naamlijst , maar vooral tot vergelijking
met en bevestiging van vroegere aanteekeningen van
anderen.
Zorgvuldig deze aanteekeningen verzamelende en met mijne
eigene vergelijkende , was het mij eindelijk mogelijk, uit dat
alles een geheel te maken , en eene Naamlijst zamen te stellen
der zigtbaar bloeijende gewassen , welke in deze provincie worden
aangetroffen. Eene enkele Naamlijst echter, die wel de
verschillende soorten van gewassen , maar niet den eigenaardigen
plantengroei in eenig gewest doet kennen, zou aan den tegen-
woordigen stand der wetenschap wéinig beantwoorden. Ik on-
1 *