westelijke landen zijn deze alle in lateren tijd ovorgeslijkt, en
zijn de liooger gelegene zandgronden in hunnen oorspronkelij-
ken staat gebleven en niet door het zeewater overstroomd. Doch
ook ten opzigte van den geheelen om vang dezer zandgronden
merken wij eene bijzonderheid o p , welke op de aangeslibde
gronden niet plaats heeft. Immers, de plek, waar wij de alluviale
gronden hebben aangewezen , is voor het grootste gedeelte
tusschen de wateren der Ee , het Sneeker meer enz. ingesloten,
en levert eene onafgebrokene vlakte op, welke door gee-
ne andere gronden , dan de Menaldumer mieden zijn afgewisseld;
terwijl de zandgronden, in tegendeel, vele lage landen bevatten
en in grootere en kleinere vlakten, hoogten en laagten, zijn
verdeeld.
Yan af de oostelijke grenzen merken wij toch , in eene westelijke
rigting, onderscheidene zandruggen op , die zich, de
eene meer, de andere minder v e r, in het land uitstrekken. De
grootste onafgebrokene vlakte van zandgronden vindt men in
het noordoostelijk gedeelte van dit gewest en wel de grootste
breedte van Noord tot Zuid, van Westergeest tot Ureterp ; van
Augustinusga tot aan Tietjerk. Deze vlakte bevat slechts van
Oudkerk tot Rinsumageest en van deze lijn binnenwaarts tot
Veenwouden lage klijn- of veenlanden. Meer zuidelijk evenwel
worden deze vlakten van minderen omvang, en, hoewel wij
de hoogere zandvlakten van Rinsumageest, oostelijk over Dam-
Woude, en die van Veenwouden over Kollumerzwaag , niet uitsluiten
, is het daar vooral, dat wij de zoo even vermelde zand-
ruggen aantreffen, welke wij hier kortelijk zullen opnoemen.
De eerste zandrug sfrekt zich uit, in eene westelijke rigting,
van de Friesche palen over Sijgerswolde, Ureterp, Beetsler-
zwaag, Beets enz.
De tweede, van de grenzen over Duurswolde , Wijnjeterp en
Lippenhuizen naar Gorredijk.
De derde, van Haule over Donkerbroek, Eoornsterzwaag, Jub-
bega, Schurega , Mildam, Oudeschoot, Nijeschoot enz.
De vierde, van de grenzen over Makkinga, Nijeberkoop, 01-
deberkoop, Nije- en Oldeholtpade , Wolvega en Sonnega;
en eindelijk de vijfde , van Appelscha over Noordwolde, Fin-
kega , Steggerden, Peperga en Blesdijke.
Tusschen deze zandstrooken ,. welke in breedte onderling verschillen
, liggen veelal lage klijnlanden , waardoor dezelve van
elkander worden afgescheiden, en het is door deze lage landen
, dat eenige riviertjes of stroomen, welke uit de oostelijke
hooge veenen ontspringen, hunnen loop naar en door het binnenland
nemen en naar de Zuiderzee vervolgen. Zoo treffen
wij aan , ten noorden van den eersten zandrug, den stroom de
Munnike Ee enz.; van den tweeden , de Boom , van den vierden,
de Tjonger of Kuinder, en van den vijfden de Linde.
Er zijri echter ook aan den zuidkant der westelijke helft van
Friesland zandgronden gelegen, en wel in Gaasterland, Heme-
lumer Oldephaert en Doniawarstal. Op ongeveer een uur afstands
van Stavoren ontmoeten wij namelijk eenen zandrug aan den
zeekant, van welke het hoogst gelegene punt het Roode Klif
wordt genoemd. Van hier strekt dezelve zich langs de kust uit
tot, over Oldemirdum, Nijemirdum en Sondel naar Wijkel, en
verbreed zich van het strand a f, tot aan Harich en Balk, in
welker nabijheid die zandgronden, gedeeltelijk door het Sloo-
termeer ingesloten, gedeeltelijk plotseling door de lage veenen
van Noordwolde afgebroken worden. Yan Slooten tot aan Tjerk-
gaast treft men vervolgens wederom lage landen aan; ten noorden
van deze laatste plaats is echter nog eene groote zandvlakte
gelegen, welke Langweer, St. Nicolaasga en eenige andere
dorpen bevat en rondom door lage klijnlanden wordt orageven.
In deze opgenoemde zandgronden vindt men , in verhouding
tot Drenthe en Overijssel, zeer weinig gerolde steenen. Zij liggen
voor ’t overige ook Veel dieper dan elders. In de omstreken
van Leeuwarden , waar de oppervlakte alluviaal is , worden deze
steenen eerst op eene diepte van ongeveer 6 Ned. ellen aange-
troffen; op de heidevelden en verschillende andere plaatsen in
de woudstreken, meestal reeds op eene diepte van 2 a 3 el.
Hier en daar treft men echter op de oppervlakte gerolde steenen
aan, i.welke uit graniet, kalkspath , quarz of vuursteen bestaan.
Deze schijnen echter aldaar vroeger opgegraven en daarna verspreid
geworden te zijn. Op enkelde plaatsen, zoo als onder
anderen in de Hallingen bij Giekerk, in de Slooter- en andere
meren , vindt men zeer groote granietblokken , welke in de lage
veenachtige bodem zijn ingezonken, doch wier oorsprong nog
opzeker is.
Even als de klei, verschilt ook het zand onderling in soort,
kleur, 'hoedanigheid en vruchtbaarheid. Gewoonlijk ligt het
zand in verschillende lagen ; de bovenkorst is met gekultiveerde
vruchtbare aarde (modder) of met eene veenachtige zelfstandigheid
vermengd ; de daarop volgende zandlagen zijn echter onvermengd
en onderscheiden zich door .grootte of fijnheid van
korrel en door verschillende kleur. Vooral vindt men op zeer
vele plaatsen eene soort van zand, welke gewoonlijk met den
naam van Felz wordt bestempeld. Dit zand is donkerbruin of
2