kunnen wij dan , als in Friesland groeijende boomsoorten vermelden
: Corylus Avellana (Hazelaar), Castanea vesca (Kastanjeboom
, zelden), beide aangekweekt. De Fagus sylvatica (ge-
meene Beuk), met zijne in het voorjaar zoo teedere en bleekgroene
bladeren, is gewis een sieraad onzer bosscben. Car-
pinus Betulus (gewone Haagbeuk), Alnus glutinosa (gemeene
Elzenboom) en Betula alba (blanke Berk) worden alleen tot
kaphout geplant; terwijl Populus alba (witte Populier, Abeel)
en P. tremula (ratel Populier) slechts tot sieraad en tot dekking
van andere boomen worden gekweekt, omdat derzelver hout
weinig tot brand- en timmerhout geschikt is. De zoo talrijke
en moeijelijk te onderscheiden soorten, van Salices (wilgen),
worden menigvuldig langs slooten en grachten en op lage
en natte plaatsen gekultiveerd, of tot sieraad of tot voordeel.
Onder dit geslacht treffen wij op onze heidevelden veelal als
oorspronkelijk wild aan: Salix repens (kruipende Wilg), S. capraea
(ruige Wilg) en S. fusca (bruine Wilg), welke allen, om
derzelver geringe hoogte en dunne takjes, van weinig nut zijn.
Van den Pijnboom merken wij o p : Pinus sylvestris (Denne-
boom), P. Abies (Sparreboom) , welke, onzen bosschen en
plantsoenen tot sieraad verstrekkende, tevens tot timmerhout
voor sparren enz. worden geplant. Het is vooral in de bosschen van
Bijs in Gaasterland en bij Langweer, maar bijzonder in de uitgestrekte
bosschen van Olterterp, dat de Den wordt aangekweekt.
Hier verheft hij zijne kruin tot eene aanmerkelijke hoogte en verspreidt
door zijne horizontaal geplaatste takken eenen voor regen en
zonnestralen naauwelijks doordringbaren mantel om zich heen.
Zijn hout levert eindelijk een aanmerkelijk voordeel op, terwijl
de bodem , door de menigte zijner afgevallene kleine blaadjes,
zeer geschikt gemaakt wordt om in bouwland veranderd
te worden. Behalve Junipems communis ' (gemeene Jenever-
struik) op de duinen te Appelscha en ook in de bosschen van
Oldeberkoop (zelden) , vinden wij in deze provincie geeneboomsoorten
meer in den vrijen staat aangeplant of in het wild groeijende.
Slechts zelden treffen wij hier echter ongemeen zware
boomen aan, welke ons min of meer aan de bewoners dier onmetelijke
en aloude wouden doen denken , welke zoowel hier
als elders in Holland in vroegere eeuwen den grond bedekten.
Wij vinden, wel is waar, in de bosschen van Oldeberkoop wel
dikke en schoone Eiken , maar deze zijn , in verhouding van
hunne dikte , niet ouder te rekenen dan nagenoeg twee honderd
jaren. Zoo worden ook elders, b. v. in ’t Oranjewoud en in de
bosschen van B ijs, boomen aangetroffen, die ongetwijfeld bovengemelden
ouderdom hebben bereikt. Maar deze zijn allen
door menschen-handen geplant, en geene overblijfselen van onze
oude wouden , Baduhenna , de Fluessen , de Kreylsche bosschen
en meer anderen, welke in aloude tijden een groot gedeelte
van Friesland hadden ingenomen , en die door stormen, hooge
vloeden of door verbranding zijn verwoest. Van deze bosschen
is geen spoor overgebleven, en het is diep in de aarde, waar
wij somtijds nog enkele stammen aantreffen , welke zeer waarschijnlijk
eenmaal in zulk een woud hebben gestaan, gelijk , onder
anderen , onder het hooge veen bij Olterterp en elders , waar
men stammen van dikke Eiken, Hazenoten-boomen en anderen
vindt, welke , door stormen geknakt, in het veen liggen en
nu na eeuwen te voorschijn komen, als zoo vele sprekende
bewijzen van aldaar vroeger bestaan hebbende wouden.
MfJEESTJEUS, SBMt t l i i ï ï i * HO&VMtM*IjANTVN.
(Wrttiices, swfl’rwiices , gtlantae sylreHtrvft.)
In de bosschen van de zand- of woudstreken en van andere
plaatsen treffen wij evenwel nog eenige andere soorten
van gewassen aan, welke met den naam van Heesters of
Struiken worden bestempeld, en eveneens als de boomen voornamelijk
aan het zand eigen zijn. Onder dezen noemen wij
in de eerste plaats Ilex aquifolium (gewone Hulst), die, ofschoon
menigvuldig tot heggen en omtuiningen geplant , echter
ook hier en daar in de bosschen in ’twild voorkomt.
Menigvuldiger is evenwel Genista Scoparia (gewone Brem) ,
die op vele plaatsen in ’twild wordt aangetroffen en op de
grenzen van Drenthe en Overijssel wel wordt verbouwd op heidevelden,
om deze tot bouwland te ontginnen. Zoo ook groeit
Bosa canina in het wild, terwijl B. rubiginosa door ons slechts
bij Wijkel is aangetroffen. Tevens is het bekend , dat eenige
soorten van Braambessen vooral in kreupelbosschen zich verspreiden.
Het is vooral Bubus caesius, welke door zijne ne-
derliggende en stekelige steng ons den doortogt in de bosschen
steeds belemmerd; terwijl R. Idaeus en R. corylifolius minder
algemeen voorkomen en R. frulicosus meer gekweekt dan als
wild kan worden aangemerkt. Spiraea salicifolia en S. Ulmaria
treffen wij in Opsterland en elders hier en daar aan , en Bryonia
dioica in het kreupelbosch langs de wegen. Verder vinden
wij hier en daar in de bosschen Ribes rubrum, R. nigrum en
R. Uva crispa (zelden) (Roode, Zwarte en Stekelige Aalbes);
terwijl Hedera Helix (Klimop) menigvuldig tegen de gevels van