Armeria maritima , welke die , naauwelijks aan de zee ontwoekerde
, landen geheel bedekt; spoedig evenwel verandert het
eeutoonige dezer vegetatie, en Raphanus marittmus (zelden),
Coronopus vulgaris , Cochlearia officinalis , C. danica , Glaux maritima
, Arenaria rubra, A. marina , A. media , Erythrea Centauren
, E. puichella (zelden) , Bèta maritima (zelden), Rumex
marittmus, Triglochin palustre, T. maritimum en eenige anderen
, welke ook tevens in het binnenland voorkomen , versieren
deze landen, en maken hen allengs geschikt, om betere
grassoorten en weideplanten te kunnen ontvangen. Aan de
zeedijken treffen wij vervolgens wederom eenige aan, welke
hier, als ’t ware, hun burgerregt hebben verkregen , zoo als
Sedum acre , Eryngium maritimum, E. campestre , Aster Tripo-
lium, Pyretrum maritimum, Artemisia maritima, A. gallica
(zelden) , A. absynthium (zelden), Hordeum maritimum ; benevens
eenige anderen, die echter niet alléén op de zeedijken
worden gevonden , zoo als Erodium cicutarium , Ononis spinosa,
Hydrocharis radicata , Thrincia hirta , Plantago Coronopus en Ve—
ronica vema (zelden); terwijl eindelijk de zoutwater bevattende
slooten, bij de zeedijken, meestal vervuld zijn met Scirpus maritimus
en eenige Potamogetons.
Er bestaan echter, omtrent sommige dezer opgenoemde stranden
kastplanten, eenige uitzonderingen op den algemeenen regel
, welke wij niet met stilzwijgen mögen voorbijgaan. In de
eerste plaats vermelden miquel (*) en anderen, dat Samolus
Valerandi onder de strandplanten moet gerangschikt worden.
Wij vonden haar echter steeds op vochtige* plaatsen in de wouden
en zelden aan de kusten. Meese (p. 13) vond ze evenwel
aan den zeedijk bij Koehool en voorts landwaarts in , op alluviale
gronden en ook in de wouden , om welke redenen wij Samolus
niet. onder de kustplanten konden opnoemen. Tot hiertoe was
het algemeen gevoelen, dat de Orchideae uitsluitend op diluviale
gronden voorkomen, welke meening door de opgave der
verschillende groeiplaatsen der onderscheidene inlandsche Orchideae
bevestigd wordt, daar dezelve, ten minste voor zooverre
wij over de meeste plaatsen kunnen oordeelen, steeds op zanden
veengronden werden aangetroffen (j"). Ook miqeel ($) vermeldt
deze daadzaak, tevens aanvoerende, dat hij nooit eene * (§)
(*) Miquel , de Distrib. , p. 26.
( j j Zie vin hall , Fl. Belg. , p. 620 et secj.
(§) Miquel , l. c . , p. 19.
Orchis op de , nabij de zee gelegene, eenigzins zoutige landen
heeft gevonden. Ook sprengel (*) merkt deze bijzonderheid
aan, terwijl hij vermeldt, dat geene Orchideae op aangeslijkte
gronden gevonden worden : de waarschijnlijke oorzaak schrijft
hij toe aan het aanwezen van Oxydum manganii in die gronden.
Ook in dit gewest komen die gewassen meestal in de wouden ,
en dus op zand- en veengronden, voor. Evenwel zijn eenige,
als Orchis morio, O. latifolia en Epipactys ovata op alluviale
bodems aangetroffen (j-), en leveren dus eene bijzonderheid op ,
welke zelden voorkomt.
Ofschoon men Plantago maritima, voor een groot gedeelte
van Europa, steeds aan de stranden der zeeën en de monden
van rivieren aantreft, en deze plant dus te regt onder de strandplanten
kan gerangschikt worden, zoo is derzelver verspreiding
evenwel niet juist bij de kusten alleen bepaald: want ook deze
treffen wij in de wouden aan. In het eerst kwam het ons
vreemd voor,. dat meese (p. 10) als groeiplaats der Plantago
maritima vermeldt, dezelve op sommige plaatsen in de wouden
te hebben aangetroffen. Hoe twijfelaehtig deze opgave ons ook
toescheen , hadden wij ze evenwel, als naauwkeurig opgegev
en , aangenomen; te meer nog, daar wij in ons gevoelen door
anderen werden versterkt. De Noord-Nederlandsche Flora, p.
141 b. v. , geeft deze bijzonderheid zonder eenige aanmerking
op , niettegenstaande deze plant in ons vaderland tot nog toe
alleen aan de kusten of aan de rivieren, b. v. bij Vtanen, is
gevonden en slechts onze provincie hierin eene uitzondering
maakt. Wij hebben daarenboven te minder aan de opgave van
meese kunnen twijfelen, omdat ook in andere landen deze bijzonderheid
is opgemerkt: onder anderen heeft winch (§) de
Plantago maritima in Engeland aangetroffen op de Cronkley Feil,
eene rots van 1500 voeten hoogte ; terwijl hornemann (**) dezelve
met Armeria maritima heeft aangetroffen op de hoogste bergen der
Färöer eilanden, echter in eene andere gedaante (Alpine Form.).
Eindelijk kunnen wij zelve de echtheid van de opgave van meese
te dezen aanzien bevestigen , daar de PI. maritima en de P.
(*) Dr . ca r l Sp r e n g e l , die Bodenkunde oder die Lehre vom Boden , etc.
Leipzig 1837. s. 247.
(-jj Zie Naamlijst, pag. 122—123.
(§) N. j. winch , An Essay on the geogr. distribution o f Plants , trough
the counties of Northumberland , Cumberland and Durham.
(**) J. w. h o rn em a n n , Fovsog til eit dansk Oeconomisk Plantelaere. Kiö-
benhaven, ZIe w ik s t r o m ’s Botan.-Jahres-bericht 1838. s. 96.
10