maritima var. / dentata , beiden op de heide bij Zwaagwesteinde
in dit jaar door de Heeren hinxt en borgrink zijn gevonden.
Minder opmerkelijk is het echter, dat eenige andere strand-
planten , zoo als Glaux maritima , Erythraea Centaurium , Armevia
maritima, ook in dit gewest, zoowel op de klei als in de wouden
y worden aangetroffen, daar dit op vele plaatsen reeds is
opgemerkt. Maar ook te dezen opzigte vermeldt winch eenige
bijzonderheden : de Erythraea Centaurium zag hij van af de kusten,
tot op 1200 voeten hoogte, zijnen weg landwaarts in vervolgende
; terwijl Armeria maritima en Cochlearia officinalis nog
groeijen op de Teesdaler en Weardaler klyn landen, 1500—2000
voeten boven de oppervlakte der zee verheven. Het merkwaardigste
evenwel is, dat deze laatsten op h e t, tusschen deze bergvlakten
en de kusten gelegene land niet voorkomen. De oorzaak
dezer verhuizing is moeijelijk op te sporen; misschien
dat de bodem op sommige plaatsen in de binnenlanden
ziltig is, en dat daardoor de zoo even opgenoemde gewassen
ook elders, dan juist aan den zeekant, kunnen groeijen.
Dit blijkt ook op vele plaatsen, waar zout-bronnen zijn
gelegen, zoo als te Luneburg, Kissingen en elders, waar deze
planten ook gevonden worden. Men zoude dus beter doen ,
die gewassen zoutplanten (plantae salinae) te n o em e n in tegenoverstelling
der eigenlijke strandplanten : omdat het uit dit een
en ander blijkt, dat alle strandplanten wel zoutplanten zijn,
maar deze laatsten niet altijd tot de eerstgenoemden behooren.
Wij zouden hier meerdere opmerkingen te dezen aanzien kunnen
bijvoegen , maar dezelve zijn minder Van belang , en wij ver-
meenen genoeg gezegd te hebben , om den kruidkundige op deze
verspreiding van sommige planten opmerkzaam te maken, om
over eene of andere zonderlinge groeiplaats niet te voorbarig të
oordeelen , zoo als gewis omtrent meese het geval geweest is , wiens
opgave de meesten waarschijnlijk als onnaauwkeurig hebben
aangemerkt, en het nu toch blijkt, dat hij regt had en na&uw-
keurig heeft toegezien.
1PIjAATTEW OJP Mi tj MB. MfJMt O V » MiJY.
argiHo8ae.~)
Ongetwijfeld is het aantal dier gewassen , welke op het strand,
op de dijken en aangrenzende landen voorkomen,, gering te
noemen. Ofschoon wij de kusten meermalen naauwlettend
hebben onderzocht, vonden wij er tot nu toe geen grooter
getal. Waarschijnlijk echter zal het den lezer nog meer ver-
GEWASSEN IN FRIESLAND. 1 4 7
wonderen, van op de klei, waaronder wij al die landen
verstaan, welke geenen diluvialen, maar alluvialen oorsprong
hebben, en derhalve uit k le i, leem of mergel zijn zamen-
gesteld, slechts, in verhouding van hare groote oppervlakte
, een zeer gering aantal planten aan te treffen. Wij moeten
hier evenwel opmerken:, dat wij onder dezen niet hebben
geteld, diegenen, welke op bouw- en weilanden op de
klei voorkomen, en dan blijft er niet meer overig, dan hier
en daar eene onbebouwde plaats, de gewone wegen en de
voormalige, thans binnenlands gelegene zeedijken; welke
laatste ook slechts de gewone, meer algemeen verspreide gewassen
opleveren en alle ware strand- en kustplanten verloren
hebben. Geen wonder dan ook, dat, bij zoo geringe verscheidenheid
van op de kleigronden groeijende planten , de vegetatie
op deze veelal vrij eentoonig is , en wij als eigenlijke Heiplanten
, welke bijna uitsluitend daar worden gevonden en zelden
in de wouden, slechts weinigen kunnen opnoemen. Tot de
kleiplanten worden gerékend te behooren: Alchemilla vulgaris
en Fedia olitaria; terwijl Glaux maritima en Aster Tripolium,
ofschoon op de kusten te huis behoorende , zich evenwel verder
landwaarts in verspreiden, hetgeen vooral met Glaux het geval
is. Pastinaca sativa vindt men overal op de klei, Daucus Ca-
rota vestigt zich gewoonlijk op de oude zeedijken en aan de
wegen , zóo als ook Scandix Pecten, Myrrhis temula en Carum
carvi; terwijl Tragopogon pratensis en T. porrifolium hier en
daar voorkomen. Tussilago Farfara (welke zelden in de wouden
voorkomt) kan men te regt eene Heiplant noemen, even als
Lithospermnm officinale en Puhnonaria officinalis, ‘hoewel deze
laatste zelden voorkomen. Eenige Carices, als C. muricata,
C. pulicaris èn C. panicea, worden meest op de klei gevonden.
, i
i'-V
p |
ïtÊ
Iplf
m
I» !
PMjAWTMEW OJP « O #7 MIMjMJVn K7V.
(JRlttnitte a g r e s t e s , s t t f iv n e , nt've&tses.)
Gering is , gelijk wij reeds aanvoerden, de uitgestrektheid
kleigrond, waar de vegetatie onbelemmerd is in haren gang.
Verreweg het meerendeel wordt, voorzeker allezins tot heil van
dit gewest, in den aard van deszelfs plantaardige voortbrengselen
bepaald en beperkt, e n , naar het bijzonder doel!, tót
Bouw- of Weilanden aangelegd en ingerigt. Het is vooral
dat wij op deze landen nog eenige gewassen vinden, welke
elders zeldzamer voorkomen. Onderscheidene planten worden
op de bouwlanden en op de akkers aangetroffen, welke óf
1 0 *
p sg
psHp®J
s :vr
k k
ïév
I